Summary
German to Dutch:   more detail...
  1. Büffel:
  2. Wiktionary:
Dutch to German:   more detail...
  1. buffel:
  2. buffelen:
  3. Wiktionary:


German

Detailed Translations for Büffel from German to Dutch

Büffel:

Büffel [der ~] noun

  1. der Büffel (Kerabau)
    de buffel; de karbouw

Translation Matrix for Büffel:

NounRelated TranslationsOther Translations
buffel Büffel; Kerabau
karbouw Büffel; Kerabau

Wiktionary Translations for Büffel:


Cross Translation:
FromToVia
Büffel kafferbuffel; buffel; waterbuffel; karbouw buffalo — Old World mammals
Büffel bizon; buffel buffalo — North American bison
Büffel buffel; karbouw buffle — élevage|fr Nom donné à plusieurs espèces de bovidés sauvages ou domestiques des genres Bubalus et Syncerus.



Dutch

Detailed Translations for Büffel from Dutch to German

buffel:

buffel [de ~ (m)] noun

  1. de buffel (karbouw)
    der Büffel; der Kerabau

Translation Matrix for buffel:

NounRelated TranslationsOther Translations
Büffel buffel; karbouw
Kerabau buffel; karbouw

Related Words for "buffel":

  • buffelen, buffels, buffeltje, buffeltjes

Wiktionary Translations for buffel:


Cross Translation:
FromToVia
buffel Wisent; Büffel buffalo — Old World mammals
buffel Büffel; Bison buffalo — North American bison
buffel Kuhantilope bubale — zool|nocat=1 Une des espèces d’antilope d’Afrique dont les cornes annelées à double courbure ont la pointe en arrière, nom vernaculaire de plusieurs espèces de bovidés.
buffel Büffel buffle — élevage|fr Nom donné à plusieurs espèces de bovidés sauvages ou domestiques des genres Bubalus et Syncerus.

Büffel form of buffelen:

buffelen verb (buffel, buffelt, buffelde, buffelden, gebuffeld)

  1. buffelen (hard werken; half dood werken; afbeulen; )
    schwer arbeiten; schuften

Conjugations for buffelen:

o.t.t.
  1. buffel
  2. buffelt
  3. buffelt
  4. buffelen
  5. buffelen
  6. buffelen
o.v.t.
  1. buffelde
  2. buffelde
  3. buffelde
  4. buffelden
  5. buffelden
  6. buffelden
v.t.t.
  1. heb gebuffeld
  2. hebt gebuffeld
  3. heeft gebuffeld
  4. hebben gebuffeld
  5. hebben gebuffeld
  6. hebben gebuffeld
v.v.t.
  1. had gebuffeld
  2. had gebuffeld
  3. had gebuffeld
  4. hadden gebuffeld
  5. hadden gebuffeld
  6. hadden gebuffeld
o.t.t.t.
  1. zal buffelen
  2. zult buffelen
  3. zal buffelen
  4. zullen buffelen
  5. zullen buffelen
  6. zullen buffelen
o.v.t.t.
  1. zou buffelen
  2. zou buffelen
  3. zou buffelen
  4. zouden buffelen
  5. zouden buffelen
  6. zouden buffelen
diversen
  1. buffel!
  2. buffelt!
  3. gebuffeld
  4. buffelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for buffelen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
schuften aanpoten; afbeulen; buffelen; een ongeluk werken; half dood werken; hard werken; kapotwerken; pezen; sloven aanpoten; afbeulen; afjakkeren; afsloven; flink aanpakken; grondig aanpakken; hard werken; hardlopen; ploeteren; rennen; sappelen; sloven; stevig aanpakken; streng behandelen; uitsloven; zich afsloven; zwoegen
schwer arbeiten aanpoten; afbeulen; buffelen; een ongeluk werken; half dood werken; hard werken; kapotwerken; pezen; sloven flink aanpakken; grondig aanpakken; stevig aanpakken

Related Words for "buffelen":