German
Detailed Translations for Heilpflanze from German to Dutch
Heilpflanze: (*Using Word and Sentence Splitter)
- heil: heel; gaaf; intact; gezond; fit; getraind; blakend; ongebruikt; onaangetast; onaangeroerd; ongeopend; onaangebroken
- Pflanze: plant; gewas
- Heil: welzijn; voorspoed; heil; zegen; zegenen; zaligheid; zegening; gezegende toestand
- heiß: heet; geil; opgewonden; hitsig; seksueel opgewonden; vriendelijk; hartelijk; minnelijk; soppig
- Ölpflanze: oliehoudend gewas