Summary
German to Dutch: more detail...
- anbringen:
-
Wiktionary:
- angebracht → geschikt, toepasselijk, passend, bruikbaar, doelmatig, gemakkelijk, gepast, betamelijk, behoorlijk, fatsoenlijk, keurig, voegzaam, welvoeglijk
- anbringen → monteren, bevestigen, afhalen, meebrengen, meenemen, vergaderen, medenemen, medebrengen, aandragen, bezorgen, brengen, aanbrengen, voorleiden, aanwenden, benutten, gebruiken, aandoen, aantrekken, opleggen, opbrengen, leggen, steken, plaatsen, stellen, stoppen, zetten, doen, doorvoeren, in toepassing brengen, toepassen, aanzetten, voordoen, bijeenbrengen
German
Detailed Translations for angebracht from German to Dutch
angebracht:
Synonyms for "angebracht":
Wiktionary Translations for angebracht:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• angebracht | → geschikt; toepasselijk; passend | ↔ appropriate — peculiar, suitable, fit, proper |
• angebracht | → bruikbaar; geschikt; doelmatig; gemakkelijk; gepast; passend; betamelijk; toepasselijk; behoorlijk; fatsoenlijk; keurig; voegzaam; welvoeglijk | ↔ convenable — Qui est approprier, qui convient à quelqu’un ou à quelque chose. |
angebracht form of anbringen:
-
anbringen (ablegen; setzen; legen; einstellen; hinstellen; stellen; aufstellen; installieren; unterbringen; herstellen; abstellen; hinlegen; einräumen; beisetzen; stationieren; einordnen; einrücken; gruppieren; abstreifen; austreiben)
-
anbringen (anzeigen; petzen; verraten; denunzieren; verpfeifen; mitteilen)
-
anbringen (unteraus legen; stecken; legen; vergeben; einstellen; abstellen; verlegen; stellen; setzen; schalten; aufstellen; ablegen; einräumen; fügen; brühen; betten; einteilen; einordnen; einweisen; hinlegen; schlingen; hinstellen; unterbringen; installieren; laichen; einrücken; stationieren; gruppieren)
Conjugations for anbringen:
Präsens
- bringe an
- bringst an
- bringt an
- bringen an
- bringt an
- bringen an
Imperfekt
- bracht an
- brachtest an
- bracht an
- brachten an
- brachtet an
- brachten an
Perfekt
- habe angebracht
- hast angebracht
- hat angebracht
- haben angebracht
- habt angebracht
- haben angebracht
1. Konjunktiv [1]
- bringe an
- bringest an
- bringe an
- bringen an
- bringet an
- bringen an
2. Konjunktiv
- brächte an
- brächtest an
- brächte an
- brächten an
- brächtet an
- brächten an
Futur 1
- werde anbringen
- wirst anbringen
- wird anbringen
- werden anbringen
- werdet anbringen
- werden anbringen
1. Konjunktiv [2]
- würde anbringen
- würdest anbringen
- würde anbringen
- würden anbringen
- würdet anbringen
- würden anbringen
Diverses
- bring an!
- bringt an!
- bringen Sie an!
- angebracht
- anbringend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie
Translation Matrix for anbringen:
Synonyms for "anbringen":
Wiktionary Translations for anbringen:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• anbringen | → monteren; bevestigen | ↔ mount — attach an object |
• anbringen | → afhalen; meebrengen; meenemen; vergaderen; medenemen; medebrengen; aandragen; bezorgen; brengen; aanbrengen; voorleiden | ↔ amener — mener d’un lieu à un autre. |
• anbringen | → aanwenden; benutten; gebruiken; aandoen; aantrekken; opleggen; opbrengen; aanbrengen; leggen; steken; plaatsen; stellen; stoppen; zetten; doen; doorvoeren; in toepassing brengen; toepassen; aanzetten; voordoen | ↔ appliquer — mettre une chose sur une autre, soit pour qu’elle y demeure adhérente, être pour qu’elle y laisser une empreinte, soit simplement pour qu’elle y toucher. |
• anbringen | → brengen; bijeenbrengen; meebrengen; meenemen; medenemen; medebrengen; aandragen; bezorgen; aanbrengen | ↔ apporter — porter quelque chose à quelqu’un. usage L’objet du verbe apporter est toujours un inanimé. |