Summary
German to Dutch:   more detail...
  1. warm:
  2. Wiktionary:
Dutch to German:   more detail...
  1. warm:
  2. Warm:
  3. warmen:
  4. Wiktionary:


German

Detailed Translations for warm from German to Dutch

warm:

warm

  1. warm

warm adj

  1. warm (herzlich; freundlich; schön; )
    hartelijk
    – echt vriendelijk 1
    • hartelijk adj
      • hij is erg hartelijk als je op bezoek komt1
    vriendelijk
    – met zorg en aandacht voor anderen 1
    • vriendelijk adj
      • het was vriendelijk van hem de deur open te houden1

Translation Matrix for warm:

AdjectiveRelated TranslationsOther Translations
hartelijk entgegenkommend; freundlich; freundschaftlich; heiß; herzensgut; herzlich; innig; liebenswürdig; schön; sympathisch; warm; wohlwollend herzlich
minnelijk entgegenkommend; freundlich; freundschaftlich; heiß; herzensgut; herzlich; innig; liebenswürdig; schön; sympathisch; warm; wohlwollend
vriendelijk entgegenkommend; freundlich; freundschaftlich; heiß; herzensgut; herzlich; innig; liebenswürdig; schön; sympathisch; warm; wohlwollend angenehm; attent; auf korrekte manire; behilflich; bereitwillig; dienstbereit; dienstfertig; entgegenkommend; erfreulich; freundlich; freundschaftlich; gefällig; gutartig; gutherzig; gönnerhaft; gütlich; herzgewinnend; herzlich; hilfsbereit; höflich; kameradschaftlich; korrekt; leutselig; liebenswürdig; nett; sanftmütig; spaßhaft; sympathisch; süß; umgänglich; wohlwollend; zugetan; zuvorkommend
warm brennend; entzündet; feurig; scharf
OtherRelated TranslationsOther Translations
warm warm

Synonyms for "warm":


Wiktionary Translations for warm:

warm
adjective
  1. Na te kijken en uit te splitsen vertalingen

Cross Translation:
FromToVia
warm warm warm — having a temperature slightly higher than usual
warm warm chaud — De température plus haute que la normale, de température élevée.

Related Translations for warm



Dutch

Detailed Translations for warm from Dutch to German

warm:

warm

  1. warm

Translation Matrix for warm:

OtherRelated TranslationsOther Translations
warm warm
ModifierRelated TranslationsOther Translations
brennend brandend; fel; fonkelend; gloeiend; hevig; vurig; warm brandend; vlammend
entzündet brandend; fel; fonkelend; gloeiend; hevig; vurig; warm
feurig brandend; fel; fonkelend; gloeiend; hevig; vurig; warm brandend; erg; fel; geagiteerd; geil; gekruid; gepassioneerd; gepeperd; gloedvol; hartig; hartstochtelijk; heet; heetbloedig; heethoofdig; heftig; hevig; hitsig; krachtig; levendig; meedogenloos; met hevige passie; opgewonden; pikant; pittig; seksueel opgewonden; stormachtig; temperamentvol; verhit; vlammend; vurig; warmbloedig; wreed
scharf brandend; fel; fonkelend; gloeiend; hevig; vurig; warm agressief; barbaars; beestachtig; bijtend; bijterig; bits; bruut; fel; felle; geducht; gekruid; gepeperd; gewelddadig; goed snijdend; hanig; hartig; heet; heftig; hel; in hoge mate; inbijtend; inhumaan; invretend; inwerkend; kattig; kruidig; messcherp; met sarcasme; monsterlijk; onbeheerst; onmenselijk; onstuimig; onvriendelijk; pikant; pinnig; pittig; sarcastisch; scherp; scherp van smaak; scherpgerand; smaak prikkelend; snauwerig; snibbig; spinnig; vinnig; vlijmend; vlijmscherp; wreed
warm hartelijk; minnelijk; vriendelijk

Related Words for "warm":

  • warmer, warmere, warmst, warmste, warme

Antonyms for "warm":


Related Definitions for "warm":

  1. hartelijk en vriendelijk1
    • we werden warm ontvangen bij die familie1
  2. met een hoge temperatuur1
    • in de zomer is het vaak warm buiten1

Wiktionary Translations for warm:

warm
adjective
  1. Na te kijken en uit te splitsen vertalingen

Cross Translation:
FromToVia
warm heiß hot — having a high temperature
warm warm warm — having a temperature slightly higher than usual
warm warmherzig; fürsorglich warm — caring, of relation to another person
warm warm; heiß chaud — De température plus haute que la normale, de température élevée.

Warm:

Warm adj

  1. Warm

Translation Matrix for Warm:

AdjectiveRelated TranslationsOther Translations
aussichtsreich Warm

warm form of warmen:

warmen verb (warm, warmt, warmde, warmden, gewarmd)

  1. warmen
    wärmen; erwärmen
    • wärmen verb (wärme, wärmst, wärmt, wärmte, wärmtet, gewärmt)
    • erwärmen verb (erwärme, erwärmst, erwärmt, erwärmte, erwärmtet, erwärmt)

Conjugations for warmen:

o.t.t.
  1. warm
  2. warmt
  3. warmt
  4. warmen
  5. warmen
  6. warmen
o.v.t.
  1. warmde
  2. warmde
  3. warmde
  4. warmden
  5. warmden
  6. warmden
v.t.t.
  1. heb gewarmd
  2. hebt gewarmd
  3. heeft gewarmd
  4. hebben gewarmd
  5. hebben gewarmd
  6. hebben gewarmd
v.v.t.
  1. had gewarmd
  2. had gewarmd
  3. had gewarmd
  4. hadden gewarmd
  5. hadden gewarmd
  6. hadden gewarmd
o.t.t.t.
  1. zal warmen
  2. zult warmen
  3. zal warmen
  4. zullen warmen
  5. zullen warmen
  6. zullen warmen
o.v.t.t.
  1. zou warmen
  2. zou warmen
  3. zou warmen
  4. zouden warmen
  5. zouden warmen
  6. zouden warmen
diversen
  1. warm!
  2. warmt!
  3. gewarmd
  4. warmend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for warmen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
erwärmen warmen opbakken; zich warmen
wärmen warmen eten opwarmen; opwarmen; verhitten; verwarmen; warm maken; zich warmen

Related Translations for warm