Drink: translate German

Summary

German to Dutch: more detail...

Drink:
- Wiktionary:
  Drink → drankje
  Drink → drankske, drankje, drank
- Synonyms for "Drink":
  Durstlöscher; Gesöff; Getränk; Trank; Tropfen; Trunk; Essen; Esswaren; Lebensmittel; Nahrung; Nahrungsmittel; Viktualien
  alkoholisches Getränk; Spirituose

Dutch to German: more detail...

drinken:
- trinken; Alhohol trinken; saufen; sich besaufen
- Trinken
Wiktionary:
- drinken → runterkippen, exen, schlucken, drinken, trinken, saufen

German

Detailed Translations for Drink from German to Dutch

Drink:

Synonyms for "Drink":

Durstlöscher; Gesöff; Getränk; Trank; Tropfen; Trunk; Essen; Esswaren; Lebensmittel; Nahrung; Nahrungsmittel; Viktualien
alkoholisches Getränk; Spirituose

Wiktionary Translations for Drink:

Drink

noun

glaasje drank
- drankje → Getränke; Drink

Cross Translation:

From	To	Via
• Drink	→ drankske; drankje; drank	↔ drink — served beverage
• Drink	→ drank; drankske; drankje	↔ drink — served alcoholic beverage

External Machine Translations:

Related Translations for Drink

Long drink

Dutch

Detailed Translations for Drink from Dutch to German

drinken:

drinken verb (drink, drinkt, dronk, dronken, gedronken)

drinken (alcohol gebruiken)
trinken; Alhohol trinken; saufen
- trinken verb (trinke, trinkst, trinkt, trank, trankt, getrunken)
- Alhohol trinken verb
- saufen verb (saufe, säufst, säuft, sofft, gesoffen)
drinken (zuipen; borrelen)
saufen; sich besaufen
- saufen verb (saufe, säufst, säuft, sofft, gesoffen)
- sich besaufen verb

Conjugations for drinken:

o.t.t.

drink
drinkt
drinkt
drinken
drinken
drinken

o.v.t.

dronk
dronk
dronk
dronken
dronken
dronken

v.t.t.

heb gedronken
hebt gedronken
heeft gedronken
hebben gedronken
hebben gedronken
hebben gedronken

v.v.t.

had gedronken
had gedronken
had gedronken
hadden gedronken
hadden gedronken
hadden gedronken

o.t.t.t.

zal drinken
zult drinken
zal drinken
zullen drinken
zullen drinken
zullen drinken

o.v.t.t.

zou drinken
zou drinken
zou drinken
zouden drinken
zouden drinken
zouden drinken

diversen

drink!
drinkt!
gedronken
drinkend

1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

drinken [znw.] noun

drinken
Trinken
- Trinken [das ~] noun

Translation Matrix for drinken:

Noun	Related Translations	Other Translations
Trinken	drinken	borrelen; borreluur; een borrel nemen; geborrel
Verb	Related Translations	Other Translations
Alhohol trinken	alcohol gebruiken; drinken
saufen	alcohol gebruiken; borrelen; drinken; zuipen	overmatig veel drinken; veel drinken; zich laven; zich verkwikken; zijn dorst stillen
sich besaufen	borrelen; drinken; zuipen
trinken	alcohol gebruiken; drinken	zich laven; zich verkwikken; zijn dorst stillen

Related Definitions for "drinken":

regelmatig sterke drank gebruiken¹
- als er problemen zijn, gaat hij drinken¹
vloeistof in je mond laten lopen en doorslikken¹
- we drinken een glas melk¹

Wiktionary Translations for drinken: