German
Detailed Translations for Hecht from German to Dutch
Hecht:
-
der Hecht (Hechtsprung)
-
der Hecht (Kammerdiener; Hausdiener; Geselle; Gestalt; Herr; Mann; Kerl; Diener; Knecht; Bediente; Stallknecht)
Translation Matrix for Hecht:
Noun | Related Translations | Other Translations |
butler | Bediente; Diener; Geselle; Gestalt; Hausdiener; Hecht; Herr; Kammerdiener; Kerl; Knecht; Mann; Stallknecht | |
herenknecht | Bediente; Diener; Geselle; Gestalt; Hausdiener; Hecht; Herr; Kammerdiener; Kerl; Knecht; Mann; Stallknecht | |
kamerbediende | Bediente; Diener; Geselle; Gestalt; Hausdiener; Hecht; Herr; Kammerdiener; Kerl; Knecht; Mann; Stallknecht | |
kamerdienaar | Bediente; Diener; Geselle; Gestalt; Hausdiener; Hecht; Herr; Kammerdiener; Kerl; Knecht; Mann; Stallknecht | |
snoek | Hecht | |
snoekduik | Hecht; Hechtsprung | |
Other | Related Translations | Other Translations |
snoek | Hecht |
Synonyms for "Hecht":
Wiktionary Translations for Hecht:
Hecht
Cross Translation:
noun
Hecht
-
Ichthyologie: länglicher Raubfisch des Süßwassers, mit langem Kopf und starken Zähnen
- Hecht → snoek
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• Hecht | → snoek | ↔ pike — any fish of the genus Esox |
• Hecht | → snoek | ↔ brochet — poisson d’eau doux, au corps allonger et dont la bouche est garnir de dents nombreux, fortes et pointues (genre Esox). |
• Hecht | → snoek | ↔ grand brochet — zoologie|nocat Espèce de poisson osseux d'eau douce, un brochet qui habite les fleuves et rivières, les lacs et les étangs d'Europe, d'Amérique du Nord, d'Asie et du Maroc. |
Dutch
Detailed Translations for Hecht from Dutch to German
hecht:
Translation Matrix for hecht:
Modifier | Related Translations | Other Translations |
dauerhaft | hecht | betrouwbaar; blijvend; consistent; de hele tijd; degelijk; deugdelijk; duurzaam; ferm; fiks; flink; gelijkmatig; gestaag; solide; stabiel; stevig; voortdurend |
fest | hecht | betrouwbaar; degelijk; deugdelijk; diepgeworteld; doortastend; drastisch; ferm; hard; hardop; krachtdadig; krachtig; luid; pittig; solide; stevig; straf |
Related Words for "hecht":
Wiktionary Translations for hecht:
hechten:
-
hechten (vastnaaien)
-
hechten (aanhechten; bevestigen)
-
hechten (vastlijmen; vasthechten; lijmen; vastplakken; opplakken)
Conjugations for hechten:
o.t.t.
- hecht
- hecht
- hecht
- hechten
- hechten
- hechten
o.v.t.
- hechtte
- hechtte
- hechtte
- hechtten
- hechtten
- hechtten
v.t.t.
- heb gehecht
- hebt gehecht
- heeft gehecht
- hebben gehecht
- hebben gehecht
- hebben gehecht
v.v.t.
- had gehecht
- had gehecht
- had gehecht
- hadden gehecht
- hadden gehecht
- hadden gehecht
o.t.t.t.
- zal hechten
- zult hechten
- zal hechten
- zullen hechten
- zullen hechten
- zullen hechten
o.v.t.t.
- zou hechten
- zou hechten
- zou hechten
- zouden hechten
- zouden hechten
- zouden hechten
en verder
- ben gehecht
- bent gehecht
- is gehecht
- zijn gehecht
- zijn gehecht
- zijn gehecht
diversen
- hecht!
- hecht!
- gehecht
- hechtend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze