Summary
German to Dutch:   more detail...
  1. Namen:
    The word Namen exists in our database, but we currently do not have a translation from German to Dutch.
Dutch to German:   more detail...
  1. Namen:
  2. nemen:
  3. Wiktionary:


German

Detailed Translations for Namen from German to Dutch

Namen:


Synonyms for "Namen":


External Machine Translations:

Related Translations for Namen



Dutch

Detailed Translations for Namen from Dutch to German

Namen:


Translation Matrix for Namen:

OtherRelated TranslationsOther Translations
Provinz Namur Namen

Wiktionary Translations for Namen:

Namen
proper noun
  1. provincie in het oosten van België

Namen form of nemen:

nemen verb (neem, neemt, nam, namen, genomen)

  1. nemen (pakken)
    – het grijpen of tevoorschijn halen 1
    verwenden; benutzen; packen; anwenden; gebrauchen; erfassen; hantieren; handhaben; nehmen
    • verwenden verb (verwende, verwendest, verwendet, verwendete, verwendetet, verwendet)
    • benutzen verb (benutze, benutzt, benutzte, benutztet, benutzt)
    • packen verb (packe, packst, packt, packte, packtet, gepackt)
    • anwenden verb (wende an, wendest an, wendet an, wendete an, wendetet an, angewendet)
    • gebrauchen verb (gebrauche, gebrauchst, gebraucht, gebrauchte, gebrauchtet, gebraucht)
    • erfassen verb (erfaße, erfaßt, erfaßte, erfaßtet, erfaßt)
    • hantieren verb (hantiere, hantierst, hantiert, hantierte, hantiertet, hantiert)
    • handhaben verb (handhabe, handhabst, handhabt, handhabte, handhabtet, gehandhabt)
    • nehmen verb (nehme, nimmst, nimmt, nahm, nahmet, genommen)

Conjugations for nemen:

o.t.t.
  1. neem
  2. neemt
  3. neemt
  4. nemen
  5. nemen
  6. nemen
o.v.t.
  1. nam
  2. nam
  3. nam
  4. namen
  5. namen
  6. namen
v.t.t.
  1. heb genomen
  2. hebt genomen
  3. heeft genomen
  4. hebben genomen
  5. hebben genomen
  6. hebben genomen
v.v.t.
  1. had genomen
  2. had genomen
  3. had genomen
  4. hadden genomen
  5. hadden genomen
  6. hadden genomen
o.t.t.t.
  1. zal nemen
  2. zult nemen
  3. zal nemen
  4. zullen nemen
  5. zullen nemen
  6. zullen nemen
o.v.t.t.
  1. zou nemen
  2. zou nemen
  3. zou nemen
  4. zouden nemen
  5. zouden nemen
  6. zouden nemen
en verder
  1. ben genomen
  2. bent genomen
  3. is genomen
  4. zijn genomen
  5. zijn genomen
  6. zijn genomen
diversen
  1. neem!
  2. neemt!
  3. genomen
  4. nemend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for nemen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
anwenden nemen; pakken aangrijpen; aanwenden; benutten; bezigen; gebruik maken van; gebruiken; hanteren; toepassen; utiliseren
benutzen nemen; pakken aangrijpen; aanwenden; benutten; bezigen; exploiteren; gebruik maken van; gebruiken; hanteren; opgebruiken; opkrijgen; opmaken; toepassen; uitbuiten; utiliseren
erfassen nemen; pakken aanhouden; arresteren; betrappen; bijsluiten; bijvoegen; gevangennemen; grijpen; iets bemachtigen; indexeren; inrekenen; insluiten; klauwen; nuttigen; obsederen; omtrekken; oppakken; pakken; registreren; snappen; te pakken krijgen; toevoegen; van indexnummers voorzien; vangen; vatten; verkrijgen; verschalken; verstaan; verstrikken
gebrauchen nemen; pakken aangrijpen; aanwenden; benutten; bezigen; bikken; bunkeren; consumeren; doorjagen; drugs consumeren; eten; gebruik maken van; gebruiken; hanteren; naar binnen werken; nuttigen; opeten; opmaken; oppeuzelen; schransen; schrokken; tegoed doen; toepassen; tot zich nemen; utiliseren; verbruiken; verorberen; vreten; zitten proppen
handhaben nemen; pakken aangrijpen; aanwenden; benutten; bezigen; gebruik maken van; gebruiken; handhaven; hanteren; stand houden; toepassen; utiliseren
hantieren nemen; pakken aangrijpen; aanwenden; benutten; bezigen; gebruik maken van; gebruiken; hanteren; mobiliseren; toepassen
nehmen nemen; pakken binnenkrijgen; opslokken; zwelgen
packen nemen; pakken aanpakken; beetgrijpen; beetnemen; beetpakken; grijpen; inpakken; klauwen; obsederen; pakken; vangen; vastgrijpen; vastnemen; vastpakken; vatten; verstrikken
verwenden nemen; pakken aangrijpen; aanwenden; benutten; bezigen; gebruik maken van; gebruiken; hanteren; toepassen; utiliseren
- pakken

Synonyms for "nemen":


Antonyms for "nemen":


Related Definitions for "nemen":

  1. het accepteren1
    • ik neem het niet langer!1
  2. het kopen of bestellen1
    • we nemen een taxi1
  3. het grijpen of tevoorschijn halen1
    • neem maar een koekje hoor!1

Wiktionary Translations for nemen:

nemen
verb
  1. iets vastpakken met de handen
  2. intrek nemen
  3. op de schop nemen
nemen
Cross Translation:
FromToVia
nemen anschaffen; schnappen; kriegen; erwischen; holen; besorgen get — obtain
nemen nehmen; greifen take — to grab with the hands
nemen nehmen take — to grab and move to oneself
nemen nehmen take — to get into one's possession

External Machine Translations:

Related Translations for Namen