Home ->Dictionaries ->German/Dutch ->Search: Last

German and Dutch Translation Search Results for Last

Summary
German to Dutch:   more detail...
  1. Last:
  2. lesen:
  3. Wiktionary:
Dutch to German:   more detail...
  1. last:
  2. lassen:
  3. Wiktionary:

German

Detailed Translations for Last from German to Dutch

Last:

Last [die ~] noun

  1. die Last (Bürde; Schwere; Gewicht; Kreuz)
    de last; gevoelslast
  2. die Last (Schwierigkeit; Verdrießlichkeit; Lästigkeit; )
    de moeilijkheid; het probleem; de narigheid; penarie
  3. die Last (Bürde)
    de draaglast
  4. die Last (Auflage; Druck; Spannung; Auflegung; Zwang)
    de oplage; de druk; de uitgave
  5. die Last (Kreuz; Kreuzform; Bürde)
    het kruis; kruisvorm
  6. die Last (Beladung; Fracht; Befrachtung; Frachtgut; Ladung)
    de cargo; de lading; de vracht
  7. die Last (Unannehmlichkeit; Kummer; Schwierigkeit; )
    de narigheid; de trammelant; het gelazer
  8. die Last
    lasten van een lastdier

Translation Matrix for Last:

NounRelated TranslationsOther Translations
cargo Befrachtung; Beladung; Fracht; Frachtgut; Ladung; Last
draaglast Bürde; Last
druk Auflage; Auflegung; Druck; Last; Spannung; Zwang Druck; Finanzielle Last; Pression; Zwang
gelazer Kummer; Last; Lästigkeit; Schererei; Scherereien; Schlamassel; Schwierigkeit; Unannehmlichkeit; Unbequemlichkeit; Ungemach; Ärger; Ärgernis
gevoelslast Bürde; Gewicht; Kreuz; Last; Schwere
kruis Bürde; Kreuz; Kreuzform; Last Folter; Heimsuchung; Kreuz; Kummer; Qual; Quälerei; edle Teile
kruisvorm Bürde; Kreuz; Kreuzform; Last
lading Befrachtung; Beladung; Fracht; Frachtgut; Ladung; Last Beladung; Frachtgut; Ladung; elektrische Ladung
last Bürde; Gewicht; Kreuz; Last; Schwere Anstrengungen; Aufwand; Beladung; Belästigung; Bemühen; Bemühung; Frachtgut; Ladung; Mühe; Mühewaltung; Überbelästigung
lasten van een lastdier Last
moeilijkheid Chagrin; Elend; Gram; Griesgram; Last; Lästigkeit; Schererei; Scherereien; Schwierigkeit; Stümperei; Trauer; Unannehmlichkeit; Unbequemlichkeit; Verdrießlichkeit Problem; Schwierigkeit
narigheid Chagrin; Elend; Gram; Griesgram; Kummer; Last; Lästigkeit; Schererei; Scherereien; Schlamassel; Schwierigkeit; Stümperei; Trauer; Unannehmlichkeit; Unbequemlichkeit; Ungemach; Verdrießlichkeit; Ärger; Ärgernis
oplage Auflage; Auflegung; Druck; Last; Spannung; Zwang
penarie Chagrin; Elend; Gram; Griesgram; Last; Lästigkeit; Schererei; Scherereien; Schwierigkeit; Stümperei; Trauer; Unannehmlichkeit; Unbequemlichkeit; Verdrießlichkeit
probleem Chagrin; Elend; Gram; Griesgram; Last; Lästigkeit; Schererei; Scherereien; Schwierigkeit; Stümperei; Trauer; Unannehmlichkeit; Unbequemlichkeit; Verdrießlichkeit Aufgabe; Denksportaufgabe; Komplikation; Kompliziertheit; Problem; Rätsel; Schwierige Rätsel; Schwierigkeit
trammelant Kummer; Last; Lästigkeit; Schererei; Scherereien; Schlamassel; Schwierigkeit; Unannehmlichkeit; Unbequemlichkeit; Ungemach; Ärger; Ärgernis
uitgave Auflage; Auflegung; Druck; Last; Spannung; Zwang Ausgabe; Bekanntgabe; Bekanntmachung; Fassung; Folge; Geldausgabe; Meldung; Mitteilung; Verlagswesen; Verlautbarung; Version; Veröffentlichung
vracht Befrachtung; Beladung; Fracht; Frachtgut; Ladung; Last Befrachtung; Beladung; Fracht; Frachtgut; Ladung
AdjectiveRelated TranslationsOther Translations
druk aktiv; angeheitert; angeregt; ausgelassen; beschäftigt; eifrig; emsig; existent; fleißig; flott; freudig; freudvoll; frisch; fröhlich; gedrängt; geräuschvoll; geschäftig; gesellig; heiter; keck; lebendig; lebhaft; lustig; munter; quick; vergnüglich; wohlgemut; üppig

Synonyms for "Last":


Wiktionary Translations for Last:

Last
noun
  1. Mechanik: Kraft, die auf eine sich im Betrieb befindende Maschine wirkt
  2. Elektrotechnik: elektrischer Widerstand, elektrischer Verbraucher
  3. psychischer Druck, beschwerlicher Umstand
  4. Transportwesen: etwas, was sich durch sein Gewicht nach unten drückt oder zieht; auch Ladung, Fracht; was man trägt
Last
noun
  1. iets wat een mens hindert
Cross Translation:
FromToVia
• Last → last ↔ burden — heavy load
• Last → last ↔ charge — load or burden
• Last → obsessie; juk; last ↔ incubus — oppressive thing or person; a burden

Last form of lesen:

lesen verb (lese, liest, las, last, gelesen)

  1. lesen
    lezen
    • lezen verb (lees, leest, las, lazen, gelezen)
  2. lesen (studieren; erforschen; erproben; nachforschen)
    bestuderen
    • bestuderen verb (bestudeer, bestudeert, bestudeerde, bestudeerden, bestudeerd)
  3. lesen (einholen; pflücken; einsammeln; ernten; auflesen)
    verzamelen; oogsten; plukken
    • verzamelen verb (verzamel, verzamelt, verzamelde, verzamelden, verzameld)
    • oogsten verb (oogst, oogstte, oogstten, geoogst)
    • plukken verb (pluk, plukt, plukte, plukten, geplukt)
  4. lesen (zusammen lesen; durchlesen)
    bijeen lezen

Conjugations for lesen:

Präsens
  1. lese
  2. liest
  3. liest
  4. lesen
  5. lest
  6. lesen
Imperfekt
  1. las
  2. last
  3. las
  4. lasen
  5. last
  6. lasen
Perfekt
  1. habe gelesen
  2. hast gelesen
  3. hat gelesen
  4. haben gelesen
  5. habt gelesen
  6. haben gelesen
1. Konjunktiv [1]
  1. lese
  2. lesest
  3. lese
  4. lesen
  5. leset
  6. lesen
2. Konjunktiv
  1. läse
  2. läsest
  3. läse
  4. läsen
  5. läset
  6. läsen
Futur 1
  1. werde lesen
  2. wirst lesen
  3. wird lesen
  4. werden lesen
  5. werdet lesen
  6. werden lesen
1. Konjunktiv [2]
  1. würde lesen
  2. würdest lesen
  3. würde lesen
  4. würden lesen
  5. würdet lesen
  6. würden lesen
Diverses
  1. les!
  2. lest!
  3. lesen Sie!
  5. gelesen
  6. lesend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Translation Matrix for lesen:

NounRelated TranslationsOther Translations
lezen Ablesen; Lektüre; Lesen
VerbRelated TranslationsOther Translations
bestuderen erforschen; erproben; lesen; nachforschen; studieren
bijeen lezen durchlesen; lesen; zusammen lesen
lezen lesen
oogsten auflesen; einholen; einsammeln; ernten; lesen; pflücken ernten
plukken auflesen; einholen; einsammeln; ernten; lesen; pflücken ernten; pflücken
verzamelen auflesen; einholen; einsammeln; ernten; lesen; pflücken ansammeln; bündeln; einsammeln; häufen; sammeln; scharen; versammeln; zusammenkommen; zusammensuchen; zusammentragen

Synonyms for "lesen":


Wiktionary Translations for lesen:

lesen
  1. (transitiv): Schriftzeichen, Worte und Texte (mithilfe der Augen) wahrnehmen sowie (im Gehirn) verarbeiten und verstehen
  2. (transitiv), Landwirtschaft: Dinge auswählen, um sie danach aufzusammeln und zusammenzutragen
lesen
verb
  1. zien en interpreteren van tekst
Cross Translation:
FromToVia
• lesen → lezen ↔ read — look at and interpret letters or other information
• lesen → lezen ↔ lire — interpréter des informations écrites sous forme de mots ou de dessins sur un support.

Related Translations for Last



Dutch

Detailed Translations for Last from Dutch to German

last:

last [de ~ (m)] noun

  1. de last (gevoelslast)
    die Last; die Bürde; die Schwere; Gewicht; Kreuz
  2. de last (inspanning; soesa; moeite)
    die Mühe; die Anstrengungen; die Bemühung; der Aufwand; Bemühen; die Mühewaltung
  3. de last (belading; vracht; lading)
    die Ladung; die Beladung; Frachtgut
  4. de last (overlast; soesa; moeite; hinder)
    die Belästigung; die Überbelästigung

Translation Matrix for last:

NounRelated TranslationsOther Translations
Anstrengungen inspanning; last; moeite; soesa inspanningen
Aufwand inspanning; last; moeite; soesa
Beladung belading; lading; last; vracht bevrachting; cargo; lading; vracht
Belästigung hinder; last; moeite; overlast; soesa agonie; bemoeilijking; ergernis; grief; hinder; kwelling; lastigheid; nood; ongemak; ongerief; overlast; torment; verschrikking
Bemühen inspanning; last; moeite; soesa ambitie; aspiratie; eerzucht; streven
Bemühung inspanning; last; moeite; soesa naderen; tegemoetkomen
Bürde gevoelslast; last draaglast; kruis; kruisvorm
Frachtgut belading; lading; last; vracht bevrachting; cargo; lading; vracht; vrachtgoed
Gewicht gevoelslast; last aantal kilogrammen; belang; gewicht; gewichtigheid; zwaarte
Kreuz gevoelslast; last gebaar na gebed; klaver; kruis; kruis anatomie; kruisje; kruisvorm; stuit
Ladung belading; lading; last; vracht bevrachting; cargo; dagvaarding; electrische lading; elektrische lading; karrenvracht; lading; nettolading; vracht; vrachtgoed
Last gevoelslast; last cargo; draaglast; druk; gelazer; kruis; kruisvorm; lading; lasten van een lastdier; moeilijkheid; narigheid; oplage; penarie; probleem; trammelant; uitgave; vracht
Mühe inspanning; last; moeite; soesa getob; leed; pijn; rompslomp; veel gedoe
Mühewaltung inspanning; last; moeite; soesa
Schwere gevoelslast; last ernst; gewicht; zwaarte
Überbelästigung hinder; last; moeite; overlast; soesa
- lading; vracht

Related Words for "last":

  • lasten

Synonyms for "last":


Related Definitions for "last":

  1. wat je stoort of belemmert1
    • in de zomer hebben we last van vliegen1
  2. waar je een vervoermiddel mee volstopt of belast1
    • de wagen moest een zware last vervoeren1
  3. wat je ergens voor moet betalen1
    • zijn vaste lasten zijn erg hoog1

Wiktionary Translations for last:

last
noun
  1. iets wat een mens hindert
last
noun
  1. psychischer Druck, beschwerlicher Umstand
  2. Transportwesen: etwas, was sich durch sein Gewicht nach unten drückt oder zieht; auch Ladung, Fracht; was man trägt
  3. gehoben: die mit einer Angelegenheit verbundene Mühe oder Anstrengung
Cross Translation:
FromToVia
• last → Belastung; Last ↔ burden — heavy load
• last → Beweislast ↔ burden of proof — duty of a party in a legal proceeding
• last → Last ↔ charge — load or burden
• last → Last; Kreuz ↔ incubus — oppressive thing or person; a burden
• last → Beweislast ↔ onus — burden of proof
• last → Pflicht ↔ onus — legal obligation
• last → Beweislast ↔ onus probandi — duty of a party in a legal proceeding

Last form of lassen:

lassen verb (las, last, laste, lasten, gelast)

  1. lassen
    schweißen; verschweißen
  2. lassen (aaneenlassen)
    zusammenschweißen

Conjugations for lassen:

o.t.t.
  1. las
  2. last
  3. last
  4. lassen
  5. lassen
  6. lassen
o.v.t.
  1. laste
  2. laste
  3. laste
  4. lasten
  5. lasten
  6. lasten
v.t.t.
  1. heb gelast
  2. hebt gelast
  3. heeft gelast
  4. hebben gelast
  5. hebben gelast
  6. hebben gelast
v.v.t.
  1. had gelast
  2. had gelast
  3. had gelast
  4. hadden gelast
  5. hadden gelast
  6. hadden gelast
o.t.t.t.
  1. zal lassen
  2. zult lassen
  3. zal lassen
  4. zullen lassen
  5. zullen lassen
  6. zullen lassen
o.v.t.t.
  1. zou lassen
  2. zou lassen
  3. zou lassen
  4. zouden lassen
  5. zouden lassen
  6. zouden lassen
en verder
  3. is gelast
diversen
  1. las!
  2. last!
  5. gelast
  6. lassend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

lassen [de ~] noun, plural

  1. de lassen (welnaden; lasnaden)
    Schweißen; die Schweißnaht

Translation Matrix for lassen:

NounRelated TranslationsOther Translations
Schweißen lasnaden; lassen; welnaden
Schweißnaht lasnaden; lassen; welnaden las; lasnaad; naad; voeg; welnaad
VerbRelated TranslationsOther Translations
schweißen lassen
verschweißen lassen
zusammenschweißen aaneenlassen; lassen

Related Words for "lassen":


Wiktionary Translations for lassen:

Cross Translation:
FromToVia
• lassen → schweißen ↔ weld — to join materials (especially metals) by applying heat
• lassen → schweißen ↔ souder — joindre des pièces de métal ensemble, au moyen d’une composition métallique fusible.

Related Translations for Last







Your free, fast, and simple translation dictionary

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Page served in 0.1331 seconds
Page rendered in 1.0 seconds