German
Detailed Translations for Spracherwerb from German to Dutch
Spracherwerb: (*Using Word and Sentence Splitter)
- sprechen: spreken; praten; communiceren; in contact staan; een conversatie hebben; kletsen; klappen; babbelen; kakelen; zwammen; kwebbelen; kwetteren; kwekken; wauwelen; snateren; vertellen; verhalen; verhaal vertellen
- Erwerb: inkoop; kopen; aankoop; afname; koop; acquisitie; aanschaf; verwerving; verkrijging; vak; ambacht; stiel; métier; broodwinning; kostwinning
Wiktionary Translations for Spracherwerb:
Spracherwerb
noun
-
het zich eigen maken van een taal