German
Detailed Translations for Ruhegeld from German to Dutch
Ruhegeld: (*Using Word and Sentence Splitter)
- Ruhe: rust; vredigheid; geduld; gemak; stilte; kalmte; kalmheid; stilheid; bedaardheid; stiltes
- Geld: geld; poen; munt; muntstuk; financiële middelen; geldmiddelen; valuta; kapitaal; fortuin; centen; geldstukken; duiten; grote som geld
- ruhen: uitrusten; rusten; relaxen; verpozen
Wiktionary Translations for Ruhegeld:
Ruhegeld
noun
-
eine Rente für Arbeiter und Angestellte
- Ruhegeld → pensioen