Home ->Dictionaries ->German/Dutch ->Search: Zusage

German and Dutch Translation Search Results for Zusage

Summary

German to Dutch: more detail...

Zusage:
- Wiktionary:
  Zusage → landing, toegang, nadering, binnengaan, entree, intrede, omgeving, ontmoeting, kennismaking, betrekking, verhouding, verstandhouding, omgang, verband, verkeer, ontvangst, acceptatie, aanneming, aanvaarding, belofte, toezegging, uitloving
- Synonyms for "Zusage":
  Anerkennung; Befolgung; Einhaltung; Einverständnis; Zustimmung
  Aufgabe; Gelübde; Verpflichtung; Versprechen
  Befürwortung; Bekräftigung; Bestätigung; Nachweis; Quittierung; Quittung; Rückmeldung; Versicherung; Zusicherung; Zuspruch

German

Detailed Translations for Zusage from German to Dutch

Zusage:

Synonyms for "Zusage":

Anerkennung; Befolgung; Einhaltung; Einverständnis; Zustimmung
Aufgabe; Gelübde; Verpflichtung; Versprechen
Befürwortung; Bekräftigung; Bestätigung; Nachweis; Quittierung; Quittung; Rückmeldung; Versicherung; Zusicherung; Zuspruch

Wiktionary Translations for Zusage:

Cross Translation:

From	To	Via
• Zusage	→ landing; toegang; nadering; binnengaan; entree; intrede; omgeving; ontmoeting; kennismaking; betrekking; verhouding; verstandhouding; omgang; verband; verkeer; ontvangst; acceptatie; aanneming; aanvaarding	↔ abord — (vieilli) action d’arriver au bord, de toucher le rivage.
• Zusage	→ ontvangst; acceptatie; aanneming; aanvaarding	↔ accueil — cérémonie ou prestation réservée à un nouvel arrivant, consistant généralement à lui souhaiter la bienvenue et à l’aider dans son intégration ou ses démarches.
• Zusage	→ belofte; toezegging; uitloving	↔ promesse — propre\|fr action de promettre ; ou résultat de cette action.