German
Detailed Translations for hinauslaufen from German to Dutch
hinauslaufen: (*Using Word and Sentence Splitter)
- hinaus: weg; ertussenuit; er op uit
- laufen: gaan; lopen; stappen; zich voortbewegen; rennen; hardlopen; druppelen; druipen; droppen; druppen; druppels laten vallen; sijpelen; afdruipen; uitdruppelen; snellen; spoeden; tempo maken; in straaltjes afdruipen
- Laufen: lopen; geloop; rennen; hardlopen; hollen; snellen; zich snel voortbewegen
Spelling Suggestions for: hinauslaufen
Wiktionary Translations for hinauslaufen:
hinauslaufen
verb
-
een ruimte verlaten
External Machine Translations: