Summary
German to Dutch:   more detail...
  1. Hospital:
  2. Wiktionary:


German

Detailed Translations for Hospital from German to Dutch

Hospital:

Hospital [das ~] noun

  1. Hospital (Krankenhaus; Spital; Lazarett; Hospiz)
    het ziekenhuis
    – gebouw waar zieken worden onderzocht, behandeld en verpleegd 1
    • ziekenhuis [het ~] noun
      • hij ligt al een week in het ziekenhuis1
    het hospitaal; het gasthuis

Translation Matrix for Hospital:

NounRelated TranslationsOther Translations
gasthuis Hospital; Hospiz; Krankenhaus; Lazarett; Spital Gasthaus; Gastwirtschaft
hospitaal Hospital; Hospiz; Krankenhaus; Lazarett; Spital
ziekenhuis Hospital; Hospiz; Krankenhaus; Lazarett; Spital Krankenanstalt

Synonyms for "Hospital":


Wiktionary Translations for Hospital:

Hospital
noun
  1. ziekenhuis, vooral voor militairen

External Machine Translations: