German

Detailed Translations for Ding from German to Dutch

Ding:

Ding [das ~] noun

  1. Ding (Gegenstand; Artikel; Objekt; )
    het goed; het artikel; het voorwerp; het item; het ding; het object; de zaak
  2. Ding (Kind)
    het kind; het klein meisje; de kleuter; het kleintje; kleine jongen; klein kind
  3. Ding (Kleines Kind; Kind)
    de kleuter; klein kind
  4. Ding (Kleinkind; Knabe; Sprößling; )
    de peuter; klein kind; de uk; de dreumes; de hummel; de worm; het kleintje; de wurm
  5. Ding (Kleinigkeit; Lappalie; Bagatelle; Dingelchen)
    de futiliteit; de kleinigheid; onbelangrijk iets; de bagatel; het dingetje; de peulenschil; het niemendalletje; het wissewasje

Translation Matrix for Ding:

NounRelated TranslationsOther Translations
artikel Artikel; Ding; Gegenstand; Gegenstände; Gerät; Objekt; Sache; Sachen; Ware; Zeug Artikel; Artikel eines Gesetzes; Bedingung; Klausel; Publikation; Veröffentlichung
bagatel Bagatelle; Ding; Dingelchen; Kleinigkeit; Lappalie Bagatelle; Detail; Einzelheit; Kleinigkeit; Lappalie; Nebensache
ding Artikel; Ding; Gegenstand; Gegenstände; Gerät; Objekt; Sache; Sachen; Ware; Zeug
dingetje Bagatelle; Ding; Dingelchen; Kleinigkeit; Lappalie
dreumes Ding; Dingelchen; Dreikäsehoch; Gör; Kerlchen; Kind; Kleine; Kleinkind; Knabe; Knirps; Sprößling; Wicht Bausch; Dickerchen; Dickwanst; Dreckskerl; Fettsack; Fettsäcke; Kugel; Pfropf; kleine und dicke Person
futiliteit Bagatelle; Ding; Dingelchen; Kleinigkeit; Lappalie
goed Artikel; Ding; Gegenstand; Gegenstände; Gerät; Objekt; Sache; Sachen; Ware; Zeug Kleider; Kleidung; Stoff; Wäsche; Zeug
hummel Ding; Dingelchen; Dreikäsehoch; Gör; Kerlchen; Kind; Kleine; Kleinkind; Knabe; Knirps; Sprößling; Wicht
item Artikel; Ding; Gegenstand; Gegenstände; Gerät; Objekt; Sache; Sachen; Ware; Zeug Artikel; Element; Outlook-Element
kind Ding; Kind Baby; Kind; Säugling
klein kind Ding; Dingelchen; Dreikäsehoch; Gör; Kerlchen; Kind; Kleine; Kleines Kind; Kleinkind; Knabe; Knirps; Sprößling; Wicht
klein meisje Ding; Kind
kleine jongen Ding; Kind Bube; Kleine; Knabe
kleinigheid Bagatelle; Ding; Dingelchen; Kleinigkeit; Lappalie Bagatelle; Bißchen; Detail; Einzelheit; Firlefanz; Kleinigkeit; Klimbim; Lappalie; Nebensache; Nippsache; Schnicksnack; Wenig; kleines Geschenk
kleintje Ding; Dingelchen; Dreikäsehoch; Gör; Kerlchen; Kind; Kleine; Kleinkind; Knabe; Knirps; Sprößling; Wicht
kleuter Ding; Kind; Kleines Kind
niemendalletje Bagatelle; Ding; Dingelchen; Kleinigkeit; Lappalie gar nichts; überhaupt nichts
object Artikel; Ding; Gegenstand; Gegenstände; Gerät; Objekt; Sache; Sachen; Ware; Zeug Objekt
onbelangrijk iets Bagatelle; Ding; Dingelchen; Kleinigkeit; Lappalie
peulenschil Bagatelle; Ding; Dingelchen; Kleinigkeit; Lappalie Bagatelle; Kleinigkeit; Lappalie
peuter Ding; Dingelchen; Dreikäsehoch; Gör; Kerlchen; Kind; Kleine; Kleinkind; Knabe; Knirps; Sprößling; Wicht
uk Ding; Dingelchen; Dreikäsehoch; Gör; Kerlchen; Kind; Kleine; Kleinkind; Knabe; Knirps; Sprößling; Wicht
voorwerp Artikel; Ding; Gegenstand; Gegenstände; Gerät; Objekt; Sache; Sachen; Ware; Zeug
wissewasje Bagatelle; Ding; Dingelchen; Kleinigkeit; Lappalie Bagatelle; Kleinigkeit; Lappalie
worm Ding; Dingelchen; Dreikäsehoch; Gör; Kerlchen; Kind; Kleine; Kleinkind; Knabe; Knirps; Sprößling; Wicht Regenwurm; Wurm
wurm Ding; Dingelchen; Dreikäsehoch; Gör; Kerlchen; Kind; Kleine; Kleinkind; Knabe; Knirps; Sprößling; Wicht Regenwurm; Wurm
zaak Artikel; Ding; Gegenstand; Gegenstände; Gerät; Objekt; Sache; Sachen; Ware; Zeug Affäre; Angelegenheit; Betrieb; Firma; Frage; Geschäft; Geschäfte; Geschäftsbetrieb; Handel; Handelsbetrieb; Handelsgeschäft; Handelsunternehmen; Holding; Holdinggesellschaft; Laden; Sache; Transaktion; Unternehmen
AdjectiveRelated TranslationsOther Translations
goed akkurat; einwandfrei; genau; gewissenhaft; gründlich; gut; haargenau; korrekt; minuziös; peinlich genau; richtig; tadellos

Synonyms for "Ding":


Wiktionary Translations for Ding:

Ding
noun
  1. (Plural 2) fragwürdiges oder normwidriges Verhalten (euphemistisch)
  2. (Plural 2) junges Mädchen (umgangssprachlich)
  3. (Plural 1) Angelegenheit (verallgemeinernd)
  4. Gegenstand, dessen Eigenschaften nicht nahe bezeichnen sind
Ding
noun
  1. voorwerp

Cross Translation:
FromToVia
Ding ding Thing — public assembly
Ding exemplaar; artikel; object; stuk item — distinct physical object
Ding ding thing — that which is considered to exist as a separate entity, object, quality or concept
Ding keuze; aangelegenheid; affaire; ding; zaak; oorzaak; reden cause — Ce qui fait qu’une chose est ou s’opère.
Ding ding; mikpunt; object; onderwerp; voorwerp objetchose tangible et visible, concrète. Chose perceptible par la vue et le toucher. Chose, dans un sens indéterminé.
Ding ding; voorwerp; waar; handelswaar; product; middel; werktuig; stuk gereedschap; instrument; inkomen; ontvangst; opbrengst; verdienste produitrésultat créatif de l’activité humaine.

Related Translations for Ding



Dutch

Detailed Translations for Ding from Dutch to German

Ding form of ding:

ding [het ~] noun

  1. het ding (voorwerp; goed; artikel; )
    der Artikel; Ding; Objekt; die Sache; die Ware; der Gegenstand; Gerät; die Gegenstände; Zeug; die Sachen

Translation Matrix for ding:

NounRelated TranslationsOther Translations
Artikel artikel; ding; goed; item; object; voorwerp; zaak artikel; artikelen; brokje; eindje; essay; fragmentje; klein stukje; koopwaar; lidwoord; lidwoorden; partje; snippertje; stukje; verhandeling; voorwerpen; waar; wetsartikel
Ding artikel; ding; goed; item; object; voorwerp; zaak bagatel; dingetje; dreumes; futiliteit; hummel; kind; klein kind; klein meisje; kleine jongen; kleinigheid; kleintje; kleuter; niemendalletje; onbelangrijk iets; peulenschil; peuter; uk; wissewasje; worm; wurm
Gegenstand artikel; ding; goed; item; object; voorwerp; zaak
Gegenstände artikel; ding; goed; item; object; voorwerp; zaak
Gerät artikel; ding; goed; item; object; voorwerp; zaak apparaat; apparatuur; gereedschap; gereedschappen; gerei; handgereedschap; handwerktuig; instrument; instrumenten; machine; mobiele telefoon; werktuig; werktuigen
Objekt artikel; ding; goed; item; object; voorwerp; zaak geval; meewerkend voorwerp; object; probleemgeval
Sache artikel; ding; goed; item; object; voorwerp; zaak aangelegenheid; affaire; geval; gezichtshoek; gezichtspunt; invalshoek; issue; kwestie; liaison; liefdesrelatie; oogpunt; perspectief; punt; relatie; standpunt; verhouding; zaak; zienswijs
Sachen artikel; ding; goed; item; object; voorwerp; zaak dingen; goedje; spullen; waar; zaakjes; zaken
Ware artikel; ding; goed; item; object; voorwerp; zaak basisproduct; goederen; handelsgoederen; handelswaar; koopwaar; product; verbruiksgoederen; waar; waren
Zeug artikel; ding; goed; item; object; voorwerp; zaak bocht; broeden; dingen; draai; gebroed; gewaad; goed; goedje; junk; kledingmateriaal; kleren; kromming; kromte; materiaal; prullaria; rommel; spul; spullen; tenue; waar; zaakjes; zaken
- zaak
Not SpecifiedRelated TranslationsOther Translations
Artikel artikel; bericht; item

Related Words for "ding":


Synonyms for "ding":


Related Definitions for "ding":

  1. voorwerp1
    • hoe heet dat ding ook al weer?1

Wiktionary Translations for ding:

ding
noun
  1. voorwerp
ding
noun
  1. (umgangssprachlich) ein beliebiger Gegenstand
  2. (Plural 2) junges Mädchen (umgangssprachlich)
  3. (Plural 1) Angelegenheit (verallgemeinernd)

Cross Translation:
FromToVia
ding Thing; Ding Thing — public assembly
ding Ding thing — that which is considered to exist as a separate entity, object, quality or concept
ding Grund; Rechtsfall; Rechtssache; Ursache; Verursachung; Angelegenheit; Ding; Sache; Werk; Affäre; Geschichte; Fall; Anlaß; Veranlassung cause — Ce qui fait qu’une chose est ou s’opère.
ding Begriff; Ding; Gegenstand; Objekt objetchose tangible et visible, concrète. Chose perceptible par la vue et le toucher. Chose, dans un sens indéterminé.
ding Ding; Sache; Etwas; Produkt; Mittel; Werkzeug; Einnahme; Erlös; Ertrag produitrésultat créatif de l’activité humaine.

dingen:

dingen [de ~] noun, plural

  1. de dingen (spullen; zaakjes; zaken; goedje; waar)
    die Sachen; die Dinge; die Dinger; Zeug; die Güter; die Besitztümer; Inventar

dingen verb (ding, dingt, dingde, dingden, gedingd)

  1. dingen (afdingen)
    handeln; feilschen; unterhandeln
    • handeln verb (handle, handelst, handelt, handelte, handeltet, gehandelt)
    • feilschen verb (feilsche, feilschst, feilscht, feilschte, feilschtet, gefeilscht)
    • unterhandeln verb (unterhandele, unterhandelst, unterhandelt, unterhandelte, unterhandeltet, unterhandelt)

Conjugations for dingen:

o.t.t.
  1. ding
  2. dingt
  3. dingt
  4. dingen
  5. dingen
  6. dingen
o.v.t.
  1. dingde
  2. dingde
  3. dingde
  4. dingden
  5. dingden
  6. dingden
v.t.t.
  1. heb gedingd
  2. hebt gedingd
  3. heeft gedingd
  4. hebben gedingd
  5. hebben gedingd
  6. hebben gedingd
v.v.t.
  1. had gedingd
  2. had gedingd
  3. had gedingd
  4. hadden gedingd
  5. hadden gedingd
  6. hadden gedingd
o.t.t.t.
  1. zal dingen
  2. zult dingen
  3. zal dingen
  4. zullen dingen
  5. zullen dingen
  6. zullen dingen
o.v.t.t.
  1. zou dingen
  2. zou dingen
  3. zou dingen
  4. zouden dingen
  5. zouden dingen
  6. zouden dingen
diversen
  1. ding!
  2. dingt!
  3. gedingd
  4. dingend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for dingen:

NounRelated TranslationsOther Translations
Besitztümer dingen; goedje; spullen; waar; zaakjes; zaken bezittingen; eigendommen
Dinge dingen; goedje; spullen; waar; zaakjes; zaken
Dinger dingen; goedje; spullen; waar; zaakjes; zaken
Güter dingen; goedje; spullen; waar; zaakjes; zaken bezittingen; eigendommen; goederen; handelsgoederen; handelswaar; koopwaar; onroerende goederen; onroerende zaken; vastgoed; verbruiksgoederen; waar; waren
Inventar dingen; goedje; spullen; waar; zaakjes; zaken boedel; huisraad; inboedel; inventaris; voorraad
Sachen dingen; goedje; spullen; waar; zaakjes; zaken artikel; ding; goed; item; object; voorwerp; zaak
Zeug dingen; goedje; spullen; waar; zaakjes; zaken artikel; bocht; broeden; ding; draai; gebroed; gewaad; goed; goedje; item; junk; kledingmateriaal; kleren; kromming; kromte; materiaal; object; prullaria; rommel; spul; tenue; voorwerp; zaak
VerbRelated TranslationsOther Translations
feilschen afdingen; dingen afdingen; afpingelen; beknibbelen; knibbelen; knijpen; kromliggen; marchanderen; onderhandelen; pingelen; schrapen; sjacheren; sjaggeren
handeln afdingen; dingen afdingen; afpingelen; ageren; doen; een prestatie leveren; functioneren; handel drijven; handelen; huis-aan-huis-verkopen; leuren; marchanderen; onderhandelen; pingelen; presteren; sjacheren; uitrichten; uitvoeren; venten; verhandelen; verkopen; verrichten
unterhandeln afdingen; dingen bemiddelen; tussenkomen

Related Words for "dingen":


Wiktionary Translations for dingen:

dingen
verb
  1. (transitiv), gehoben: nach etwas streben, etwas zu erreichen suchen

Related Translations for Ding