Summary
German to Dutch: more detail...
- stillen:
-
Wiktionary:
- stillen → zogen
- stillen → borst
- stillen → borstvoeding geven, zogen, de borst geven, borstvoeden, lessen
Dutch to German: more detail...
- stillen:
-
Wiktionary:
- stillen → besänftigen
- stillen → besänftigen, dämpfen, züchtigen
German
Detailed Translations for stillen from German to Dutch
stillen:
-
stillen (löschen)
-
stillen (säugen)
een baby zogen; zogen-
een baby zogen verb (zoog een baby, zoogt een baby, zoogde een baby, zoogden een baby, een baby gezogen)
-
-
stillen (Blut stillen)
-
stillen (zufriedenstellen; genügen; befriedigen)
tevreden stellen; vergenoegen-
tevreden stellen verb (stel tevreden, stelt tevreden, stelde tevreden, stelden tevreden, tevreden gesteld)
-
-
stillen (zufriedenstellen; befriedigen)
Conjugations for stillen:
Präsens
- stille
- stillst
- stillt
- stillen
- stillt
- stillen
Imperfekt
- stillte
- stilltest
- stillte
- stillten
- stilltet
- stillten
Perfekt
- habe gestillt
- hast gestillt
- hat gestillt
- haben gestillt
- habt gestillt
- haben gestillt
1. Konjunktiv [1]
- stille
- stillest
- stille
- stillen
- stillet
- stillen
2. Konjunktiv
- stillte
- stilltest
- stillte
- stillten
- stilltet
- stillten
Futur 1
- werde stillen
- wirst stillen
- wird stillen
- werden stillen
- werdet stillen
- werden stillen
1. Konjunktiv [2]
- würde stillen
- würdest stillen
- würde stillen
- würden stillen
- würdet stillen
- würden stillen
Diverses
- still!
- stillt!
- stillen Sie!
- gestillt
- stillend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie
Translation Matrix for stillen:
Synonyms for "stillen":
Wiktionary Translations for stillen:
stillen
Cross Translation:
verb
stillen
-
einem Kind die Muttermilch geben
- stillen → zogen
noun
verb
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• stillen | → borstvoeding geven; zogen; de borst geven | ↔ breastfeed — feed a baby milk via the breasts |
• stillen | → borstvoeden; zogen | ↔ nurse — to breast feed |
• stillen | → lessen | ↔ quench — satisfy thirst |
• stillen | → de borst geven; zogen | ↔ allaiter — nourrir de son lait. |
Related Translations for stillen
Dutch
Detailed Translations for stillen from Dutch to German
stillen:
Conjugations for stillen:
o.t.t.
- stil
- stilt
- stilt
- stillen
- stillen
- stillen
o.v.t.
- stilde
- stilde
- stilde
- stilden
- stilden
- stilden
v.t.t.
- heb gestild
- hebt gestild
- heeft gestild
- hebben gestild
- hebben gestild
- hebben gestild
v.v.t.
- had gestild
- had gestild
- had gestild
- hadden gestild
- hadden gestild
- hadden gestild
o.t.t.t.
- zal stillen
- zult stillen
- zal stillen
- zullen stillen
- zullen stillen
- zullen stillen
o.v.t.t.
- zou stillen
- zou stillen
- zou stillen
- zouden stillen
- zouden stillen
- zouden stillen
en verder
- ben gestild
- bent gestild
- is gestild
- zijn gestild
- zijn gestild
- zijn gestild
diversen
- stil!
- stilt!
- gestild
- stillend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for stillen:
Verb | Related Translations | Other Translations |
Blut stillen | stelpen; stillen | |
löschen | lessen; stillen | blussen; diskwalificeren; doven; lossen; royeren; smoren; uitblussen; uitdoven; uitladen; uitschakelen; uitsluiten; verwijderen |
stillen | lessen; stelpen; stillen | een baby zogen; tevreden stellen; vergenoegen; verzadigen; zich de buik vol eten; zogen |