Summary
German to Dutch: more detail...
-
Scheiding:
-
Wiktionary:
Scheiding → september
-
Wiktionary:
Dutch to German: more detail...
Dutch
Detailed Translations for Scheiding from Dutch to German
scheiding:
-
de scheiding (segregatie; verbreking)
Translation Matrix for scheiding:
Noun | Related Translations | Other Translations |
Bruch | scheiding; segregatie; verbreking | afval; barst; breken; breuk; breukgetal; fractuur; groeve; knak; knik; krak; mijnschacht; ontwarring; rotzooi; scheur; vuilnis |
Einschnitt | scheiding; segregatie; verbreking | barst; brandgang; gat; groef; haal; inkeping; inkerving; insnijding; jaap; keep; kerf; kloof; kras; opening; pennekras; reet; scheur; snede; snee; snijwond; split; sponning; uitsparing; vore |
Scheidung | scheiding; segregatie; verbreking | echtscheiding; ontwarring |
Teilung | scheiding; segregatie; verbreking | celdeling; deling; ontwarring |
Trennung | scheiding; segregatie; verbreking | afscheiding; afsplitsing; afzondering; beschot; breken; isolering; ontwarring; schifting; schot; selectie; splitsen; tussenmuur; tussenschot |
Unterbrechung | scheiding; segregatie; verbreking | bemoeienis; breken; breuk; inlating; inmenging; interruptie; onderbreken; onderbreking; pauze; respijt; rustpauze; storing; tussenpoos; uitstel; verbreken; verbreking; verpozing |
Related Words for "scheiding":
Synonyms for "scheiding":
Related Definitions for "scheiding":
External Machine Translations: