Summary
German to Dutch: more detail...
- treffen:
- Treffen:
-
Wiktionary:
- Treffen → treffen, ontmoeting
- Treffen → afspraakje, afspraak, treffen, vergadering, ontmoeting, bijeenkomst, reünie, houw, klap, schop, slag, stoot, tik, klets, klop, veeg, flap, mep, rendez-vous
- treffen → raken, sluiten, treffen
- treffen → treffen, raken, slaan, ontmoeten, afspreken, scoren, halen, inslaan, teisteren, bereiken, behalen, inhalen, reiken tot, klappen, kloppen, opvallen, houwen, meppen
-
User Contributed Translations for Treffen:
- meeting
Dutch to German: more detail...
- treffen:
- tref:
-
Wiktionary:
- treffen → treffen
- treffen → Treffen
- treffen → Schlacht, Kampf, treffen, begegnen, Begegnung, Treffen, stoßen, schlagen, Sitzung, Besprechung, Versammlung, Beratung, Zusammenkunft, erlangen, erzielen, reichen, erreichen, einholen, heranreichen, sich erstrecken, erwirken, durchsetzen, Hieb, Schlag, Streich, klopfen, hauen, prügeln, ausklopfen, aufschlagen, aushämmern, schlagen gegen, prasseln gegen, peitschen gegen, gelangen, anlangen, ankommen, antreffen, finden, befinden, ermitteln
German
Detailed Translations for Treffen from German to Dutch
treffen:
-
treffen (betreffen; berühren; rühren; bewegen; antun; erregen)
-
treffen (beeinflußen; rühren; anrühren; ansprechen)
-
treffen (berühren; schlagen; erregen; rühren; besiegen; betreffen; bewegen; antun)
-
treffen (berühren; anrühren; bewegen)
-
treffen (über jemanden stolpern; begegnen; unerwartet begegnen)
tegen het lijf lopen-
tegen het lijf lopen verb (loop tegen het lijf, loopt tegen het lijf, liep tegen het lijf, liepen tegen het lijf, tegen het lijf gelopen)
-
-
treffen (zusammenkommen; begegnen; zusammentreffen; tagen; vereinigen)
-
treffen (bewegen; rühren)
-
treffen (Glück haben; glücken)
Conjugations for treffen:
Präsens
- treffe
- triffst
- trifft
- treffen
- trefft
- treffen
Imperfekt
- traf
- trafst
- traf
- trafen
- traft
- trafen
Perfekt
- habe getroffen
- hast getroffen
- hat getroffen
- haben getroffen
- habt getroffen
- haben getroffen
1. Konjunktiv [1]
- treffe
- treffest
- treffe
- treffen
- treffet
- treffen
2. Konjunktiv
- träfe
- träfest
- träfe
- träfen
- träfet
- träfen
Futur 1
- werde treffen
- wirst treffen
- wird treffen
- werden treffen
- werdet treffen
- werden treffen
1. Konjunktiv [2]
- würde treffen
- würdest treffen
- würde treffen
- würden treffen
- würdet treffen
- würden treffen
Diverses
- treff!
- trefft!
- treffen Sie!
- getroffen
- treffend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie
Translation Matrix for treffen:
Synonyms for "treffen":
Wiktionary Translations for treffen:
treffen
Cross Translation:
verb
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• treffen | → treffen | ↔ encounter — meet (someone) or find (something) unexpectedly |
• treffen | → raken; slaan; treffen | ↔ hit — to give a blow |
• treffen | → slaan | ↔ hit — to manage to touch in the right place |
• treffen | → ontmoeten; treffen | ↔ meet — encounter by accident |
• treffen | → treffen; afspreken | ↔ meet — see through arrangement |
• treffen | → raken | ↔ meet — converge and touch |
• treffen | → scoren | ↔ score — intransitive: to earn points in a game |
• treffen | → halen; inslaan; raken; teisteren; treffen; bereiken; behalen; inhalen; reiken tot | ↔ atteindre — toucher de loin au moyen d’un projectile. |
• treffen | → slaan; halen; inslaan; raken; teisteren; treffen; klappen; kloppen; opvallen; houwen; meppen | ↔ frapper — A TRIER |
• treffen | → raken; treffen | ↔ saisir — Représenter, croquer avec exactitude. |
Treffen:
-
Treffen (Zusammenkunft; Beratung; Sitzung; Veranstaltung; Versammlung; Konferenz; Zusammentreffen; Tagung; Begegnung; Kongreß; Unterredung)
-
Treffen (Begegnung; Zusammenkunft; Zusammentreffen)
-
Treffen (Beratung; Besprechung; Konferenz; Unterredung; Zusammenkunft; Verhandlung; Sitzung; Zusammentreffen; Tagung; Versammlung)
-
Treffen
Translation Matrix for Treffen:
Synonyms for "Treffen":
Wiktionary Translations for Treffen:
Treffen
Cross Translation:
noun
Treffen
noun
-
het toevallige samenkomen
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• Treffen | → afspraakje; afspraak | ↔ date — pre-arranged social meeting |
• Treffen | → treffen | ↔ encounter — unplanned meeting |
• Treffen | → vergadering; ontmoeting; bijeenkomst | ↔ meeting — encounter between people |
• Treffen | → afspraak | ↔ meeting — agreed upon event which happens at a specified time and place |
• Treffen | → reünie | ↔ reunion — the process or act of reuniting |
• Treffen | → houw; klap; schop; slag; stoot; tik; klets; klop; veeg; flap; mep | ↔ coup — impression que fait un corps sur un autre en le frappant. |
• Treffen | → rendez-vous | ↔ rendez-vous — Réunion prévue entre plusieurs personnes |
Related Translations for Treffen
Dutch
Detailed Translations for Treffen from Dutch to German
treffen:
-
treffen (ontroeren; raken)
-
treffen (raken; beroeren)
-
treffen (ontmoeten; tegenkomen)
-
treffen (beïnvloeden; raken)
-
treffen (terechtkomen; raken)
-
treffen (elkaar ontmoeten; afspreken; elkaar zien; samenkomen)
sich treffen-
sich treffen verb
-
Conjugations for treffen:
o.t.t.
- tref
- treft
- treft
- treffen
- treffen
- treffen
o.v.t.
- trof
- trof
- trof
- troffen
- troffen
- troffen
v.t.t.
- heb getroffen
- hebt getroffen
- heeft getroffen
- hebben getroffen
- hebben getroffen
- hebben getroffen
v.v.t.
- had getroffen
- had getroffen
- had getroffen
- hadden getroffen
- hadden getroffen
- hadden getroffen
o.t.t.t.
- zal treffen
- zult treffen
- zal treffen
- zullen treffen
- zullen treffen
- zullen treffen
o.v.t.t.
- zou treffen
- zou treffen
- zou treffen
- zouden treffen
- zouden treffen
- zouden treffen
en verder
- ben getroffen
- bent getroffen
- is getroffen
- zijn getroffen
- zijn getroffen
- zijn getroffen
diversen
- tref!
- treft!
- getroffen
- treffend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
het treffen (ontmoeting)
-
het treffen (raken)
Translation Matrix for treffen:
Related Words for "treffen":
Synonyms for "treffen":
Antonyms for "treffen":
Related Definitions for "treffen":
Wiktionary Translations for treffen:
treffen
Cross Translation:
verb
treffen
-
raak schieten
- treffen → treffen
noun
Cross Translation:
tref:
-
de tref
Translation Matrix for tref:
Noun | Related Translations | Other Translations |
Glück | tref | bof; buitenkans; buitenkansje; euforie; fortuin; fortuintje; geluk; geluk hebbend; gelukje; gelukkig toeval; gelukkigheid; gelukzaligheid; heerlijkheid; heil; het gelukkig-zijn; mazzel; mazzeltje; meevaller; opsteker; succes; voordeel; voorspoed; voorspoedigheid; welbehagen; welslagen; welzijn |
Glücksfall | tref | buitenkans; buitenkansje; fortuin; fortuintje; geluk; gelukje; gelukkig toeval; gelukkigheid; gelukstreffer; het gelukkig-zijn; mazzel; mazzeltje; meevaller; opsteker; toevalstreffer; treffer; voordeel |
Treffer | tref | bestseller; doelpunt; gelukje; goal; hit; succes; successtuk; treffer |
unerwartetes Glück | tref | buitenkans; buitenkansje; gelukje; gelukkig toeval; gelukstreffer; mazzel; mazzeltje; meevaller; opsteker; toevalstreffer; treffer; voordeel |