Home ->Dictionaries ->German/Dutch ->Translate Abtrennen

Translate Abtrennen from German to Dutch

Summary

German to Dutch: more detail...

Abtrennen:
- opvraging; opvragen; afknippen; afsnijden; lostornen

German

Detailed Translations for Abtrennen from German to Dutch

Abtrennen:

Abtrennen [das ~] noun

Abtrennen (Anfordern; Abheben; Abtreten)
opvraging; opvragen
- opvraging [znw.] noun
- opvragen [znw.] noun
Abtrennen (Abschneiden; Abknipsen)
afknippen
- afknippen [znw.] noun
Abtrennen (Abschpalten; Absondern)
afsnijden
- afsnijden [znw.] noun
Abtrennen
lostornen
- lostornen [znw.] noun

Translation Matrix for Abtrennen:

Noun	Related Translations	Other Translations
afknippen	Abknipsen; Abschneiden; Abtrennen
afsnijden	Abschpalten; Absondern; Abtrennen
lostornen	Abtrennen
opvragen	Abheben; Abtrennen; Abtreten; Anfordern
opvraging	Abheben; Abtrennen; Abtreten; Anfordern
Verb	Related Translations	Other Translations
afknippen		abschneiden; schneiden
afsnijden		abschneiden; schneiden
lostornen		abhängen; abkoppeln; abtrennen; andrehen; aufknoten; auflösen; aufmachen; auftrennen; ausfädeln; aushecken; ausholen; ausmisten; lockern; loshaken; loskoppeln; loslösen; losmachen; losziehen; lösen; treiben
opvragen		anfordern; anfragen; beantragen; einfordern; fordern

Synonyms for "Abtrennen":

abscheren; Abschneiden; absäbeln; Trennung