Translate Ausstrahlung from German to Dutch

Summary

German to Dutch: more detail...

Ausstrahlung:
- charisma; uitstraling; programma; uitzending; radio-uitzending; straling; radiatie; aura; lichtkrans
Wiktionary:
- Ausstrahlung → uitzenden, transmissie, uitzending

German

Detailed Translations for Ausstrahlung from German to Dutch

die Ausstrahlung (Charisma)
het charisma; de uitstraling
- charisma [het ~] noun
- uitstraling [de ~ (v)] noun
die Ausstrahlung (Radio-aussendung; Sendung; Übertragung)
het programma
– uitzending van radio of televisie ¹
- programma [het ~] noun
  - in dit programma aandacht voor de daklozen¹
de uitzending; de radio-uitzending
- uitzending [de ~ (v)] noun
- radio-uitzending [de ~ (v)] noun
die Ausstrahlung (Abstrahlung; Strahlung)
de uitstraling; de straling; de radiatie
- uitstraling [de ~ (v)] noun
- straling [de ~ (v)] noun
- radiatie [de ~ (v)] noun
die Ausstrahlung (Aura)
de aura; de lichtkrans
- aura [de ~ (v)] noun
- lichtkrans [de ~ (m)] noun

Aura; bezaubernde Wirkung; Charisma; Magie; magische Kraft; Verzauberung; Zauberkraft; Charaktereigenschaft; Charakterzug; Eigenschaft; Einstellung; Haltung; Merkmal; Zug
Aussendung
Anziehungskraft; Attraktivität; Faszination

Cross Translation:

From	To	Via
• Ausstrahlung	→ uitzenden; transmissie; uitzending	↔ broadcast — a radio or TV transmission on air

External Machine Translations:

Noun	Related Translations	Other Translations
aura	Aura; Ausstrahlung
charisma	Ausstrahlung; Charisma
lichtkrans	Aura; Ausstrahlung	Glorienschein; Heiligenschein
programma	Ausstrahlung; Radio-aussendung; Sendung; Übertragung	Anwendung; App; Modul; Programm
radiatie	Abstrahlung; Ausstrahlung; Strahlung
radio-uitzending	Ausstrahlung; Radio-aussendung; Sendung; Übertragung
straling	Abstrahlung; Ausstrahlung; Strahlung	Schein; Schimmer
uitstraling	Abstrahlung; Ausstrahlung; Charisma; Strahlung
uitzending	Ausstrahlung; Radio-aussendung; Sendung; Übertragung	Hörfolge; Hörfunk; Radio; Radioprogramm; Rundfunkprogramm; Sendung; Übertragung