Translate Büschel from German to Dutch

Summary

German to Dutch: more detail...

Büschel:
- pol; schoof; bundel; bosje; struik; heester; oogst; opbrengst van gewas; pluk; wijnoogst
Wiktionary:
- Büschel → pluk

German

Detailed Translations for Büschel from German to Dutch

Büschel
de pol
- pol [de ~ (m)] noun
Büschel (Garbe; Bund; Busch; Bündel; Bausch)
de schoof; de bundel; het bosje
- schoof [de ~] noun
- bundel [de ~ (m)] noun
- bosje [het ~] noun
Büschel (Strauch; Busch; Gebüsch; Kopf; Staude)
de struik; de heester; het bosje
- struik [de ~ (m)] noun
- heester [de ~ (m)] noun
- bosje [het ~] noun
Büschel (Ertrag; Ernte; Pflücken; Erträge; Lese; Wisch; Weinlese; Einsammlung)
de oogst; opbrengst van gewas; de pluk; de wijnoogst
- oogst [de ~ (m)] noun
- opbrengst van gewas [znw.] noun
- pluk [de ~ (m)] noun
- wijnoogst [de ~ (m)] noun

Noun	Related Translations	Other Translations
bosje	Bausch; Bund; Busch; Bündel; Büschel; Garbe; Gebüsch; Kopf; Staude; Strauch
bundel	Bausch; Bund; Busch; Bündel; Büschel; Garbe	Band; Bündel; Gedichtband; Gedichtbündel; Sammlung von Gedichten
heester	Busch; Büschel; Gebüsch; Kopf; Staude; Strauch
oogst	Büschel; Einsammlung; Ernte; Ertrag; Erträge; Lese; Pflücken; Weinlese; Wisch	Einsammlung; Erlös; Ernte; Ertrag; Erträge; Gewinnung; Hervorbringung; Lese; Pflücken; Traubenlese; Weinlese
opbrengst van gewas	Büschel; Einsammlung; Ernte; Ertrag; Erträge; Lese; Pflücken; Weinlese; Wisch
pluk	Büschel; Einsammlung; Ernte; Ertrag; Erträge; Lese; Pflücken; Weinlese; Wisch	Einsammlung; Ernte; Ertrag; Erträge; Lese; Pflücken; Traubenlese; Weinlese
pol	Büschel
schoof	Bausch; Bund; Busch; Bündel; Büschel; Garbe
struik	Busch; Büschel; Gebüsch; Kopf; Staude; Strauch
wijnoogst	Büschel; Einsammlung; Ernte; Ertrag; Erträge; Lese; Pflücken; Weinlese; Wisch	Einsammlung; Ernte; Ertrag; Erträge; Lese; Pflücken; Traubenlese; Weinlese
Not Specified	Related Translations	Other Translations
bundel		Bündel; Einzelvorgangsbündel; Paket

Büschel

noun

External Machine Translations:

Remove Ads