Translate Geschwätz from German to Dutch

Remove Ads

Summary

German to Dutch: more detail...

Geschwätz:
- gelul; gezwam; gewauwel; gezwets; gebazel; geleuter; leuterpraat; geklets; humbug; onzin; nonsens; zotteklap; kul; larie; kletspraat; quatsch; klets; praatje; stof tot gepraat; klap; gepraat; praat; geroddel; kwaadsprekerij; lastering; roddel; achterklap; roddelpraat; laster; lasterpraatje; zwartmaken; geravot; stoeipartij; stoeierij; gedonderjaag; gestoei; kout; babbeltje; gekeuvel; gebrabbel; brabbeltaal; gebabbel; gekwebbel; gesol; smaad; prietpraat; wartaal; gekkenpraat; mallepraat; flauwekul; gebeuzel; apekool; rimram; kolderverhaal; waanzin; kolder; kletskoek; gesnater; gekwaak; eendegesnater
Wiktionary:
- Geschwätz → geklets, Holle frasen, Bombast, gebabbel, gekakel, gezwets, onzin

German

Detailed Translations for Geschwätz from German to Dutch

Geschwätz:

Geschwätz [das ~] noun

Geschwätz (Geplapper; Schwatzerei; Gerede; Klatschen; Schwatz; Geklatsch; Gefasel; Getratsch; Geleier)
het gelul; het gezwam; het gewauwel; het gezwets; het gebazel; het geleuter; de leuterpraat; het geklets
- gelul [het ~] noun
- gezwam [het ~] noun
- gewauwel [het ~] noun
- gezwets [het ~] noun
- gebazel [het ~] noun
- geleuter [het ~] noun
- leuterpraat [de ~ (m)] noun
- geklets [het ~] noun
Geschwätz (Unsinn; Quatsch; Blödsinn; Larifari; Geschwafel; dummes Zeug; Unsinnigkeit; Firlefanz; Torheit; Koller)
de humbug; de onzin; de nonsens; de zotteklap; de kul; de larie
- humbug [de ~ (m)] noun
- onzin [de ~ (m)] noun
- nonsens [de ~ (m)] noun
- zotteklap [de ~ (m)] noun
- kul [de ~ (m)] noun
- larie [de ~ (v)] noun
Geschwätz (Gequatsch; Geklatsch)
de kletspraat; de quatsch; de klets
- kletspraat [de ~ (m)] noun
- quatsch [de ~ (m)] noun
- klets [de ~] noun
Geschwätz (Geklatsch; Gerede; Klatsch; Geplauder; Plauderei; Tratsch; Getratsche; Getratsch; Gequassel)
de praatje; stof tot gepraat; de klap; het gepraat
- praatje [de ~ (m)] noun
- stof tot gepraat [znw.] noun
- klap [de ~ (m)] noun
- gepraat [het ~] noun
Geschwätz (Geplauder; Gespräch; Gerede; Schwatz; Plauderei; Geklatsch)
de praat
- praat [de ~ (m)] noun
Geschwätz (Tratsch; Klatsch; Gerede; Geklatsch; Getratsch)
het gepraat; het geroddel
- gepraat [het ~] noun
- geroddel [het ~] noun
Geschwätz (Getratsche; Klatsch; Gerede; Geklatsch; Tratsch; Laster; Lästerung; Klatschen; Schwatz; Klatscherei; Getratsch; Anschwärzung; Lästerrede)
de kwaadsprekerij; de lastering; de roddel; de achterklap; het geroddel; de roddelpraat; de laster; het lasterpraatje; zwartmaken
- kwaadsprekerij [de ~ (v)] noun
- lastering [de ~ (v)] noun
- roddel [de ~ (m)] noun
- achterklap [de ~ (m)] noun
- geroddel [het ~] noun
- roddelpraat [de ~ (m)] noun
- laster [de ~ (m)] noun
- lasterpraatje [het ~] noun
- zwartmaken [znw.] noun
Geschwätz (Herumtollen; Klönen; Genörgel; Gequengel; Gezänk; Getratsch; Geleier; Geseire)
geravot; de stoeipartij; de stoeierij; het gedonderjaag; het gestoei
- geravot [znw.] noun
- stoeipartij [de ~ (v)] noun
- stoeierij [de ~ (v)] noun
- gedonderjaag [het ~] noun
- gestoei [het ~] noun
Geschwätz (Geklatsch; Geplapper; Gerede; Klatschen; Tratsch; Plauderei; Schwatz; Geplauder; Getratsch)
de kout; het babbeltje; de praatje; het gekeuvel
- kout [de ~ (m)] noun
- babbeltje [het ~] noun
- praatje [de ~ (m)] noun
- gekeuvel [het ~] noun
Geschwätz (Geplapper; Gequassel; Kauderwelsch)
het gebrabbel; de brabbeltaal
- gebrabbel [het ~] noun
- brabbeltaal [de ~] noun
Geschwätz (Gequatsch; Geklatsch; Unsinn; Gerede; Tratsch; Wäscherei; Geplauder; Geplapper; Schwatze; Geschwafel; Gefasel; Geleier; Gequassel)
het gekeuvel; het geklets; het gebabbel; het gekwebbel
- gekeuvel [het ~] noun
- geklets [het ~] noun
- gebabbel [het ~] noun
- gekwebbel [het ~] noun
Geschwätz (Geschwafel)
het gesol
- gesol [het ~] noun
Geschwätz (Verleumdung; Klatsch; Gerede; Tratsch; Geklatsch; Geplapper; Getratsche)
de smaad; de laster; de achterklap
- smaad [de ~ (m)] noun
- laster [de ~ (m)] noun
- achterklap [de ~ (m)] noun
Geschwätz (Geplapper; Gerede; Geplauder; Geschwafel; Getratsch; Gequassel)
de prietpraat
- prietpraat [de ~ (m)] noun
Geschwätz (Geschwafel; Firlefanz; Larifari; Quatsch; Unsinn; Torheit; dummes Zeug; Schäkerei)
de wartaal; de gekkenpraat; het gebazel; de mallepraat
- wartaal [de ~] noun
- gekkenpraat [de ~ (m)] noun
- gebazel [het ~] noun
- mallepraat [de ~ (m)] noun
Geschwätz (Geschwafel; Quatsch; Käse; Blödsinn; Klatsch; Larifari; Kauderwelsch; dummes Zeug; Unsinn; Gerede; Firlefanz; Geplapper; Blech; Gefasel)
de humbug; de flauwekul; het gebeuzel; de nonsens; het gezwam; de apekool; de rimram; de klets; het geleuter; de kul; kolderverhaal; de waanzin; de larie; de kolder; de kletskoek; het gezwets
- humbug [de ~ (m)] noun
- flauwekul [de ~ (m)] noun
- gebeuzel [het ~] noun
- nonsens [de ~ (m)] noun
- gezwam [het ~] noun
- apekool [de ~] noun
- rimram [de ~ (m)] noun
- klets [de ~] noun
- geleuter [het ~] noun
- kul [de ~ (m)] noun
- kolderverhaal [znw.] noun
- waanzin [de ~ (m)] noun
- larie [de ~ (v)] noun
- kolder [de ~ (m)] noun
- kletskoek [de ~ (m)] noun
- gezwets [het ~] noun
Geschwätz (Geplapper; Gequassel)
het gesnater; het gekwaak; eendegesnater
- gesnater [het ~] noun
- gekwaak [het ~] noun
- eendegesnater [znw.] noun

Translation Matrix for Geschwätz:

Noun	Related Translations	Other Translations
achterklap	Anschwärzung; Geklatsch; Geplapper; Gerede; Geschwätz; Getratsch; Getratsche; Klatsch; Klatschen; Klatscherei; Laster; Lästerrede; Lästerung; Schwatz; Tratsch; Verleumdung	Anschwärzung; Einkalkulierung; Klatscherei; Lästerrede; Lästerung; Plauderei; Verleumdung; Wäscherei
apekool	Blech; Blödsinn; Firlefanz; Gefasel; Geplapper; Gerede; Geschwafel; Geschwätz; Kauderwelsch; Klatsch; Käse; Larifari; Quatsch; Unsinn; dummes Zeug
babbeltje	Geklatsch; Geplapper; Geplauder; Gerede; Geschwätz; Getratsch; Klatschen; Plauderei; Schwatz; Tratsch	Geklatsch; Geplauder; Plauderei; Schwatz
brabbeltaal	Geplapper; Gequassel; Geschwätz; Kauderwelsch	Gequassel; Kauderwelsch
eendegesnater	Geplapper; Gequassel; Geschwätz
flauwekul	Blech; Blödsinn; Firlefanz; Gefasel; Geplapper; Gerede; Geschwafel; Geschwätz; Kauderwelsch; Klatsch; Käse; Larifari; Quatsch; Unsinn; dummes Zeug
gebabbel	Gefasel; Geklatsch; Geleier; Geplapper; Geplauder; Gequassel; Gequatsch; Gerede; Geschwafel; Geschwätz; Schwatze; Tratsch; Unsinn; Wäscherei	Geklatsch; Geplauder; Gerede; Plauderei; Schwatz
gebazel	Firlefanz; Gefasel; Geklatsch; Geleier; Geplapper; Gerede; Geschwafel; Geschwätz; Getratsch; Klatschen; Larifari; Quatsch; Schwatz; Schwatzerei; Schäkerei; Torheit; Unsinn; dummes Zeug
gebeuzel	Blech; Blödsinn; Firlefanz; Gefasel; Geplapper; Gerede; Geschwafel; Geschwätz; Kauderwelsch; Klatsch; Käse; Larifari; Quatsch; Unsinn; dummes Zeug
gebrabbel	Geplapper; Gequassel; Geschwätz; Kauderwelsch
gedonderjaag	Geleier; Genörgel; Gequengel; Geschwätz; Geseire; Getratsch; Gezänk; Herumtollen; Klönen
gekeuvel	Gefasel; Geklatsch; Geleier; Geplapper; Geplauder; Gequassel; Gequatsch; Gerede; Geschwafel; Geschwätz; Getratsch; Klatschen; Plauderei; Schwatz; Schwatze; Tratsch; Unsinn; Wäscherei
gekkenpraat	Firlefanz; Geschwafel; Geschwätz; Larifari; Quatsch; Schäkerei; Torheit; Unsinn; dummes Zeug
geklets	Gefasel; Geklatsch; Geleier; Geplapper; Geplauder; Gequassel; Gequatsch; Gerede; Geschwafel; Geschwätz; Getratsch; Klatschen; Schwatz; Schwatze; Schwatzerei; Tratsch; Unsinn; Wäscherei	Anschwärzung; Einkalkulierung; Klatscherei; Lästerrede; Lästerung; Plauderei; Verleumdung; Wäscherei
gekwaak	Geplapper; Gequassel; Geschwätz
gekwebbel	Gefasel; Geklatsch; Geleier; Geplapper; Geplauder; Gequassel; Gequatsch; Gerede; Geschwafel; Geschwätz; Schwatze; Tratsch; Unsinn; Wäscherei
geleuter	Blech; Blödsinn; Firlefanz; Gefasel; Geklatsch; Geleier; Geplapper; Gerede; Geschwafel; Geschwätz; Getratsch; Kauderwelsch; Klatsch; Klatschen; Käse; Larifari; Quatsch; Schwatz; Schwatzerei; Unsinn; dummes Zeug
gelul	Gefasel; Geklatsch; Geleier; Geplapper; Gerede; Geschwätz; Getratsch; Klatschen; Schwatz; Schwatzerei
gepraat	Geklatsch; Geplauder; Gequassel; Gerede; Geschwätz; Getratsch; Getratsche; Klatsch; Plauderei; Tratsch	Geplauder; Gerede
geravot	Geleier; Genörgel; Gequengel; Geschwätz; Geseire; Getratsch; Gezänk; Herumtollen; Klönen
geroddel	Anschwärzung; Geklatsch; Gerede; Geschwätz; Getratsch; Getratsche; Klatsch; Klatschen; Klatscherei; Laster; Lästerrede; Lästerung; Schwatz; Tratsch	Anschwärzung; Einkalkulierung; Klatscherei; Lästerrede; Lästerung; Plauderei; Verleumdung; Wäscherei
gesnater	Geplapper; Gequassel; Geschwätz
gesol	Geschwafel; Geschwätz
gestoei	Geleier; Genörgel; Gequengel; Geschwätz; Geseire; Getratsch; Gezänk; Herumtollen; Klönen
gewauwel	Gefasel; Geklatsch; Geleier; Geplapper; Gerede; Geschwätz; Getratsch; Klatschen; Schwatz; Schwatzerei
gezwam	Blech; Blödsinn; Firlefanz; Gefasel; Geklatsch; Geleier; Geplapper; Gerede; Geschwafel; Geschwätz; Getratsch; Kauderwelsch; Klatsch; Klatschen; Käse; Larifari; Quatsch; Schwatz; Schwatzerei; Unsinn; dummes Zeug
gezwets	Blech; Blödsinn; Firlefanz; Gefasel; Geklatsch; Geleier; Geplapper; Gerede; Geschwafel; Geschwätz; Getratsch; Kauderwelsch; Klatsch; Klatschen; Käse; Larifari; Quatsch; Schwatz; Schwatzerei; Unsinn; dummes Zeug
humbug	Blech; Blödsinn; Firlefanz; Gefasel; Geplapper; Gerede; Geschwafel; Geschwätz; Kauderwelsch; Klatsch; Koller; Käse; Larifari; Quatsch; Torheit; Unsinn; Unsinnigkeit; dummes Zeug
klap	Geklatsch; Geplauder; Gequassel; Gerede; Geschwätz; Getratsch; Getratsche; Klatsch; Plauderei; Tratsch	Anschwärzung; Bums; Einkalkulierung; Fall; Hau; Hieb; Klaps; Klatscherei; Knall; Krach; Lästerrede; Lästerung; Maulschelle; Ohrfeige; Plauderei; Plumps; Puff; Schlag; Schuß; Stoß; Verleumdung; Wäscherei; leichter Schlag
klets	Blech; Blödsinn; Firlefanz; Gefasel; Geklatsch; Geplapper; Gequatsch; Gerede; Geschwafel; Geschwätz; Kauderwelsch; Klatsch; Käse; Larifari; Quatsch; Unsinn; dummes Zeug	Anschwärzung; Einkalkulierung; Klatscherei; Lästerrede; Lästerung; Plauderei; Verleumdung; Wäscherei
kletskoek	Blech; Blödsinn; Firlefanz; Gefasel; Geplapper; Gerede; Geschwafel; Geschwätz; Kauderwelsch; Klatsch; Käse; Larifari; Quatsch; Unsinn; dummes Zeug
kletspraat	Geklatsch; Gequatsch; Geschwätz
kolder	Blech; Blödsinn; Firlefanz; Gefasel; Geplapper; Gerede; Geschwafel; Geschwätz; Kauderwelsch; Klatsch; Käse; Larifari; Quatsch; Unsinn; dummes Zeug	Wams
kolderverhaal	Blech; Blödsinn; Firlefanz; Gefasel; Geplapper; Gerede; Geschwafel; Geschwätz; Kauderwelsch; Klatsch; Käse; Larifari; Quatsch; Unsinn; dummes Zeug
kout	Geklatsch; Geplapper; Geplauder; Gerede; Geschwätz; Getratsch; Klatschen; Plauderei; Schwatz; Tratsch
kul	Blech; Blödsinn; Firlefanz; Gefasel; Geplapper; Gerede; Geschwafel; Geschwätz; Kauderwelsch; Klatsch; Koller; Käse; Larifari; Quatsch; Torheit; Unsinn; Unsinnigkeit; dummes Zeug
kwaadsprekerij	Anschwärzung; Geklatsch; Gerede; Geschwätz; Getratsch; Getratsche; Klatsch; Klatschen; Klatscherei; Laster; Lästerrede; Lästerung; Schwatz; Tratsch
larie	Blech; Blödsinn; Firlefanz; Gefasel; Geplapper; Gerede; Geschwafel; Geschwätz; Kauderwelsch; Klatsch; Koller; Käse; Larifari; Quatsch; Torheit; Unsinn; Unsinnigkeit; dummes Zeug
laster	Anschwärzung; Geklatsch; Geplapper; Gerede; Geschwätz; Getratsch; Getratsche; Klatsch; Klatschen; Klatscherei; Laster; Lästerrede; Lästerung; Schwatz; Tratsch; Verleumdung	Laster; Lästerung; Schande; Schmach; Verleumdung
lastering	Anschwärzung; Geklatsch; Gerede; Geschwätz; Getratsch; Getratsche; Klatsch; Klatschen; Klatscherei; Laster; Lästerrede; Lästerung; Schwatz; Tratsch
lasterpraatje	Anschwärzung; Geklatsch; Gerede; Geschwätz; Getratsch; Getratsche; Klatsch; Klatschen; Klatscherei; Laster; Lästerrede; Lästerung; Schwatz; Tratsch
leuterpraat	Gefasel; Geklatsch; Geleier; Geplapper; Gerede; Geschwätz; Getratsch; Klatschen; Schwatz; Schwatzerei
mallepraat	Firlefanz; Geschwafel; Geschwätz; Larifari; Quatsch; Schäkerei; Torheit; Unsinn; dummes Zeug
nonsens	Blech; Blödsinn; Firlefanz; Gefasel; Geplapper; Gerede; Geschwafel; Geschwätz; Kauderwelsch; Klatsch; Koller; Käse; Larifari; Quatsch; Torheit; Unsinn; Unsinnigkeit; dummes Zeug
onzin	Blödsinn; Firlefanz; Geschwafel; Geschwätz; Koller; Larifari; Quatsch; Torheit; Unsinn; Unsinnigkeit; dummes Zeug
praat	Geklatsch; Geplauder; Gerede; Geschwätz; Gespräch; Plauderei; Schwatz
praatje	Geklatsch; Geplapper; Geplauder; Gequassel; Gerede; Geschwätz; Getratsch; Getratsche; Klatsch; Klatschen; Plauderei; Schwatz; Tratsch	Geklatsch; Geplauder; Plauderei; Schwatz
prietpraat	Geplapper; Geplauder; Gequassel; Gerede; Geschwafel; Geschwätz; Getratsch
quatsch	Geklatsch; Gequatsch; Geschwätz
rimram	Blech; Blödsinn; Firlefanz; Gefasel; Geplapper; Gerede; Geschwafel; Geschwätz; Kauderwelsch; Klatsch; Käse; Larifari; Quatsch; Unsinn; dummes Zeug
roddel	Anschwärzung; Geklatsch; Gerede; Geschwätz; Getratsch; Getratsche; Klatsch; Klatschen; Klatscherei; Laster; Lästerrede; Lästerung; Schwatz; Tratsch	Anschwärzung; Einkalkulierung; Klatscherei; Lästerrede; Lästerung; Plauderei; Verleumdung; Wäscherei
roddelpraat	Anschwärzung; Geklatsch; Gerede; Geschwätz; Getratsch; Getratsche; Klatsch; Klatschen; Klatscherei; Laster; Lästerrede; Lästerung; Schwatz; Tratsch	Anschwärzung; Einkalkulierung; Klatscherei; Lästerrede; Lästerung; Plauderei; Verleumdung; Wäscherei
smaad	Geklatsch; Geplapper; Gerede; Geschwätz; Getratsche; Klatsch; Tratsch; Verleumdung	Gespött; Laster; Lästerung; Schande; Schmach; Schmährede; Spott; Spottrede; Spöttelei; Spötterei; Verleumdung
stoeierij	Geleier; Genörgel; Gequengel; Geschwätz; Geseire; Getratsch; Gezänk; Herumtollen; Klönen
stoeipartij	Geleier; Genörgel; Gequengel; Geschwätz; Geseire; Getratsch; Gezänk; Herumtollen; Klönen
stof tot gepraat	Geklatsch; Geplauder; Gequassel; Gerede; Geschwätz; Getratsch; Getratsche; Klatsch; Plauderei; Tratsch
waanzin	Blech; Blödsinn; Firlefanz; Gefasel; Geplapper; Gerede; Geschwafel; Geschwätz; Kauderwelsch; Klatsch; Käse; Larifari; Quatsch; Unsinn; dummes Zeug	Rückständigkeit; Schwachsinnigkeit; Unsinnigkeit; Wahnsinn; Zurückgebliebenheit
wartaal	Firlefanz; Geschwafel; Geschwätz; Larifari; Quatsch; Schäkerei; Torheit; Unsinn; dummes Zeug
zotteklap	Blödsinn; Firlefanz; Geschwafel; Geschwätz; Koller; Larifari; Quatsch; Torheit; Unsinn; Unsinnigkeit; dummes Zeug
zwartmaken	Anschwärzung; Geklatsch; Gerede; Geschwätz; Getratsch; Getratsche; Klatsch; Klatschen; Klatscherei; Laster; Lästerrede; Lästerung; Schwatz; Tratsch	Lästern; Schwarz machen
Verb	Related Translations	Other Translations
zwartmaken		schwärzen; verleumden

Synonyms for "Geschwätz":

Blabla; Gefasel; Gelaber; Gemunkel; Geplänkel; Geschwafel; Geschwalle; Geschwurbel; langweilige Rede; Sermon
Gebrabbel; Gerede; Geseiche; Geseiere; Gesülze; leeres Gerede; unnützes Gerede

Wiktionary Translations for Geschwätz:

Cross Translation:

From	To	Via
• Geschwätz	→ geklets	↔ chatter — talk, especially meaningless or unimportant talk
• Geschwätz	→ Holle frasen; Bombast	↔ claptrap — empty verbiage or nonsense
• Geschwätz	→ gebabbel; geklets; gekakel	↔ gab — Idle chatter
• Geschwätz	→ gezwets	↔ rigmarole — nonsense talk
• Geschwätz	→ onzin	↔ twaddle — Empty or silly idle talk or writing; nonsense

Remove Ads

Translate Geschwätz from German to Dutch

Detailed Translations for Geschwätz from German to Dutch

Geschwätz:

Geschwätz [das ~] noun

Geschwätz (Geplapper; Schwatzerei; Gerede; Klatschen; Schwatz; Geklatsch; Gefasel; Getratsch; Geleier)

Geschwätz (Unsinn; Quatsch; Blödsinn; Larifari; Geschwafel; dummes Zeug; Unsinnigkeit; Firlefanz; Torheit; Koller)

Geschwätz (Gequatsch; Geklatsch)

Geschwätz (Geklatsch; Gerede; Klatsch; Geplauder; Plauderei; Tratsch; Getratsche; Getratsch; Gequassel)

Geschwätz (Geplauder; Gespräch; Gerede; Schwatz; Plauderei; Geklatsch)

Geschwätz (Tratsch; Klatsch; Gerede; Geklatsch; Getratsch)

Geschwätz (Getratsche; Klatsch; Gerede; Geklatsch; Tratsch; Laster; Lästerung; Klatschen; Schwatz; Klatscherei; Getratsch; Anschwärzung; Lästerrede)

Geschwätz (Herumtollen; Klönen; Genörgel; Gequengel; Gezänk; Getratsch; Geleier; Geseire)

Geschwätz (Geklatsch; Geplapper; Gerede; Klatschen; Tratsch; Plauderei; Schwatz; Geplauder; Getratsch)

Geschwätz (Geplapper; Gequassel; Kauderwelsch)

Geschwätz (Gequatsch; Geklatsch; Unsinn; Gerede; Tratsch; Wäscherei; Geplauder; Geplapper; Schwatze; Geschwafel; Gefasel; Geleier; Gequassel)

Geschwätz (Geschwafel)

Geschwätz (Verleumdung; Klatsch; Gerede; Tratsch; Geklatsch; Geplapper; Getratsche)

Geschwätz (Geplapper; Gerede; Geplauder; Geschwafel; Getratsch; Gequassel)

Geschwätz (Geschwafel; Firlefanz; Larifari; Quatsch; Unsinn; Torheit; dummes Zeug; Schäkerei)

Geschwätz (Geschwafel; Quatsch; Käse; Blödsinn; Klatsch; Larifari; Kauderwelsch; dummes Zeug; Unsinn; Gerede; Firlefanz; Geplapper; Blech; Gefasel)

Geschwätz (Geplapper; Gequassel)

Translation Matrix for Geschwätz:

Synonyms for "Geschwätz":

Wiktionary Translations for Geschwätz: