German

Detailed Translations for Heer from German to Dutch

Heer:

Heer [das ~] noun

  1. Heer (Kriegsmacht; Armee; Landtruppen; )
    het leger; de krijgsmacht; de legermacht; de strijdmacht; de troepenmacht
  2. Heer (Landmacht; Landtruppen)
    de landmacht; het landleger
  3. Heer (Armee)
    de legers; de manschappen
  4. Heer (Streitkräfte; Armee; Militär; )
    de strijdkrachten
  5. Heer (Streitmacht; Armee; Kriegsmacht; )
    het leger; heir; de legermacht; de strijdmacht; de krijgsmacht
  6. Heer
    de landmacht

Translation Matrix for Heer:

NounRelated TranslationsOther Translations
heir Armee; Heer; Heeresmacht; Kriegsmacht; Landmacht; Militär; Streitmacht
krijgsmacht Armee; Heer; Heeresmacht; Kriegsmacht; Landmacht; Landtruppen; Militär; Streitmacht Armee
landleger Heer; Landmacht; Landtruppen
landmacht Heer; Landmacht; Landtruppen
leger Armee; Heer; Heeresmacht; Kriegsmacht; Landmacht; Landtruppen; Militär; Streitmacht Kamp; Käfig; Lager; Lagerplatz; Verschlag
legermacht Armee; Heer; Heeresmacht; Kriegsmacht; Landmacht; Landtruppen; Militär; Streitmacht
legers Armee; Heer
manschappen Armee; Heer
strijdkrachten Armee; Heer; Heeresmacht; Kriegsmacht; Landmacht; Militär; Streitkräfte; Streitmacht
strijdmacht Armee; Heer; Heeresmacht; Kriegsmacht; Landmacht; Landtruppen; Militär; Streitmacht
troepenmacht Armee; Heer; Heeresmacht; Kriegsmacht; Landmacht; Landtruppen; Militär; Streitmacht
ModifierRelated TranslationsOther Translations
leger militär; militärisch

Synonyms for "Heer":


Wiktionary Translations for Heer:

Heer
noun
  1. een militaire strijdmacht

Cross Translation:
FromToVia
Heer landmacht; leger army — military force concerned mainly with ground operations
Heer heerschaar; leger; troep host — multitude of people arrayed as an army
Heer leger military — armed forces