Home ->Dictionaries ->German/Dutch ->Translate Schnäbel

Translate Schnäbel from German to Dutch

Summary

German to Dutch: more detail...

Schnäbel:
- muilen; bekken; snebben; mondstukken van tabakspijpen
- snavels; vogelbekken; klepels

German

Detailed Translations for Schnäbel from German to Dutch

Schnäbel:

Schnäbel [der ~] noun

der Schnäbel (Schlünde)
de muilen; de bekken
- muilen [de ~] noun, plural
- bekken [de ~] noun, plural
der Schnäbel
de snebben
- snebben [de ~] noun, plural
der Schnäbel (Ausgießer; Schnabel)
mondstukken van tabakspijpen
- mondstukken van tabakspijpen [znw.] noun

Schnäbel [die ~] noun

die Schnäbel (Vogelschnäbel)
de snavels; de vogelbekken; de klepels
- snavels [de ~] noun, plural
- vogelbekken [de ~] noun, plural
- klepels [de ~] noun, plural

Translation Matrix for Schnäbel:

Noun	Related Translations	Other Translations
bekken	Schlünde; Schnäbel	Bassin; Becken; Hüftgelenk; Mäuler
klepels	Schnäbel; Vogelschnäbel
mondstukken van tabakspijpen	Ausgießer; Schnabel; Schnäbel
muilen	Schlünde; Schnäbel
snavels	Schnäbel; Vogelschnäbel
snebben	Schnäbel
vogelbekken	Schnäbel; Vogelschnäbel