Translate Segen from German to Dutch

Remove Ads

Summary

German to Dutch: more detail...

Segen:
- voordelen; baten; heilen
- voorspoed; zegening; zaligheid; gezegende toestand; heil; zegen; zegenen; wijding; welzijn; zegens
Wiktionary:
- Segen → zegening, zegen, heil
- Segen → zegen, voordeel

German

Detailed Translations for Segen from German to Dutch

Segen:

Segen [die ~] noun

die Segen (Vorteile)
de voordelen; de baten; heilen
- voordelen [de ~] noun, plural
- baten [de ~] noun, plural
- heilen [znw.] noun

Segen [der ~] noun

der Segen (Segnung; Heil; Seligkeit)
de voorspoed; de zegening; de zaligheid; gezegende toestand; het heil; de zegen; zegenen
- voorspoed [de ~ (m)] noun
- zegening [de ~ (v)] noun
- zaligheid [de ~ (v)] noun
- gezegende toestand [znw.] noun
- heil [het ~] noun
- zegen [de ~ (m)] noun, plural
- zegenen [znw.] noun
der Segen (Segnung; Seligkeit; Herrlichkeit; Einweihung; Einsetzung; Heiligkeit; Einsegnung; Heiligung; Segenspendung)
de voorspoed; de zegening; de zegen; het heil; zegenen; gezegende toestand; de wijding
- voorspoed [de ~ (m)] noun
- zegening [de ~ (v)] noun
- zegen [de ~ (m)] noun, plural
- heil [het ~] noun
- zegenen [znw.] noun
- gezegende toestand [znw.] noun
- wijding [de ~ (v)] noun
der Segen (Erfolg; Prosperität; Glück; Heil; Gedeihen)
het welzijn; de voorspoed; het heil
- welzijn [het ~] noun
- voorspoed [de ~ (m)] noun
- heil [het ~] noun
der Segen
de zegens
- zegens [de ~] noun, plural

Translation Matrix for Segen:

Noun	Related Translations	Other Translations
baten	Segen; Vorteile	Besitz; Besitztum; Eigentum; Ersparnis; Guthaben; Habe; Kredit
gezegende toestand	Einsegnung; Einsetzung; Einweihung; Heil; Heiligkeit; Heiligung; Herrlichkeit; Segen; Segenspendung; Segnung; Seligkeit
heil	Einsegnung; Einsetzung; Einweihung; Erfolg; Gedeihen; Glück; Heil; Heiligkeit; Heiligung; Herrlichkeit; Prosperität; Segen; Segenspendung; Segnung; Seligkeit
heilen	Segen; Vorteile
voordelen	Segen; Vorteile
voorspoed	Einsegnung; Einsetzung; Einweihung; Erfolg; Gedeihen; Glück; Heil; Heiligkeit; Heiligung; Herrlichkeit; Prosperität; Segen; Segenspendung; Segnung; Seligkeit
welzijn	Erfolg; Gedeihen; Glück; Heil; Prosperität; Segen	Gesundheit; Wohlbefinden
wijding	Einsegnung; Einsetzung; Einweihung; Heiligkeit; Heiligung; Herrlichkeit; Segen; Segenspendung; Segnung; Seligkeit	Einsegnung; Einsetzung; Einweihung; Heiligung; Inauguration
zaligheid	Heil; Segen; Segnung; Seligkeit	Glückseligkeit; Himmelreich; Seligkeit
zegen	Einsegnung; Einsetzung; Einweihung; Heil; Heiligkeit; Heiligung; Herrlichkeit; Segen; Segenspendung; Segnung; Seligkeit
zegenen	Einsegnung; Einsetzung; Einweihung; Heil; Heiligkeit; Heiligung; Herrlichkeit; Segen; Segenspendung; Segnung; Seligkeit
zegening	Einsegnung; Einsetzung; Einweihung; Heil; Heiligkeit; Heiligung; Herrlichkeit; Segen; Segenspendung; Segnung; Seligkeit	Einsegnung; Einsetzung; Einweihung; Heiligung; Inauguration
zegens	Segen
Verb	Related Translations	Other Translations
zegenen		einsegnen; einweihen; inaugurieren; initiieren; weihen

Wiktionary Translations for Segen:

Segen

noun

rituell geäußerter Wunsch um Gottes Gnade/Beistand für jemanden oder etwas
- Segen → zegening; zegen
Zustand des Glücks
- Segen → zegening; zegen

Segen

noun

voordeel
- heil → Segen; Vorteil

Cross Translation:

From	To	Via
• Segen	→ zegen	↔ blessing — divine or supernatural aid or reward
• Segen	→ zegen	↔ blessing — good fortune
• Segen	→ voordeel; zegen	↔ boon — A blessing or benefit

Remove Ads

Translate Segen from German to Dutch

Detailed Translations for Segen from German to Dutch

Segen:

Segen [die ~] noun

die Segen (Vorteile)

Segen [der ~] noun

der Segen (Segnung; Heil; Seligkeit)

der Segen (Segnung; Seligkeit; Herrlichkeit; Einweihung; Einsetzung; Heiligkeit; Einsegnung; Heiligung; Segenspendung)

der Segen (Erfolg; Prosperität; Glück; Heil; Gedeihen)

der Segen

Translation Matrix for Segen:

Wiktionary Translations for Segen: