Summary
German to Dutch:   more detail...
  1. an einander befestigen:


German

Detailed Translations for an einander befestigen from German to Dutch

an einander befestigen:

an einander befestigen verb

  1. an einander befestigen (festmachen)
    vastmaken; aan elkaar bevestigen
    • vastmaken verb (maak vast, maakt vast, maakte vast, maakten vast, vastgemaakt)
    • aan elkaar bevestigen verb (bevestig aan elkaar, bevestigt aan elkaar, bevestigde aan elkaar, bevestigden aan elkaar, aan elkaar bevestigd)

Translation Matrix for an einander befestigen:

NounRelated TranslationsOther Translations
vastmaken Fest machen
VerbRelated TranslationsOther Translations
aan elkaar bevestigen an einander befestigen; festmachen
vastmaken an einander befestigen; festmachen anbinden; anheften; anketten; anlegen; befestigen; beglaubigen; den Mund verbieten; dokumentieren; einhaken; erpressen; festbinden; festhaken; festhalten; festheften; festmachen; heften; knebeln; verankern

Related Translations for an einander befestigen