Home ->Dictionaries ->German/Dutch ->Translate bestochen

Translate bestochen from German to Dutch

Summary
German to Dutch:   more detail...
  1. bestechen:
  2. Wiktionary:

German

Detailed Translations for bestochen from German to Dutch

bestechen:

bestechen verb (besteche, bestichst, besticht, bestocht, bestochen)

  1. bestechen (korrumpieren)
    omkopen; corrumperen
    • omkopen verb (koop om, koopt om, kocht om, kochten om, omgekocht)
    • corrumperen verb (corrumpeer, corrumpeert, corrumpeerde, corrumpeerden, gecorrumpeerd)
  2. bestechen (reizen; betören; verführen; )
    bevallen; bekoren
    • bevallen verb (beval, bevalt, beviel, bevielen, bevallen)
    • bekoren verb (bekoor, bekoort, bekoorde, bekoorden, bekoord)
  3. bestechen (herauslocken; verleiten; verlocken; )
    verleiden; lokken; aanlokken; weglokken; meelokken; voortlokken; verlokken
    • verleiden verb (verleid, verleidt, verleidde, verleidden, verleid)
    • lokken verb (lok, lokt, lokte, lokten, gelokt)
    • aanlokken verb (lok aan, lokt aan, lokte aan, lokten aan, aangelokt)
    • weglokken verb (lok weg, lokt weg, lokte weg, lokten weg, weggelokt)
    • meelokken verb (lok mee, lokt mee, lokte mee, lokten mee, meegelokt)
    • voortlokken verb (lok voort, lokt voort, lokte voort, lokten voort, voortgelokt)
    • verlokken verb (verlok, verlokt, verlokte, verlokten, verlokt)

Conjugations for bestechen:

Präsens
  1. besteche
  2. bestichst
  3. besticht
  4. bestechen
  5. bestecht
  6. bestechen
Imperfekt
  1. bestoch
  2. bestochst
  3. bestocht
  4. bestochen
  5. bestocht
  6. bestochen
Perfekt
  1. habe bestochen
  2. hast bestochen
  3. hat bestochen
  4. haben bestochen
  5. habt bestochen
  6. haben bestochen
1. Konjunktiv [1]
  1. besteche
  2. bestechest
  3. besteche
  4. bestechen
  5. bestechet
  6. bestechen
2. Konjunktiv
  1. bestäche
  2. bestächest
  3. bestäche
  4. bestächen
  5. bestächt
  6. bestächen
Futur 1
  1. werde bestechen
  2. wirst bestechen
  3. wird bestechen
  4. werden bestechen
  5. werdet bestechen
  6. werden bestechen
1. Konjunktiv [2]
  1. würde bestechen
  2. würdest bestechen
  3. würde bestechen
  4. würden bestechen
  5. würdet bestechen
  6. würden bestechen
Diverses
  1. bestech!
  2. bestecht!
  3. bestechen Sie!
  5. bestochen
  6. bestechend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Translation Matrix for bestechen:

NounRelated TranslationsOther Translations
bekoren Betören
lokken Locken; Verleiten
verleiden Locken; Verleiten
VerbRelated TranslationsOther Translations
aanlokken bestechen; betören; bezaubern; heranlocken; herauslocken; ködern; mitlocken; verführen; verleiten; verlocken
bekoren anlocken; bestechen; bestricken; betören; bezaubern; entzücken; reizen; verführen; verleiten; verlocken; verzaubern
bevallen anlocken; bestechen; bestricken; betören; bezaubern; entzücken; reizen; verführen; verleiten; verlocken; verzaubern entbinden; erfreuen; gebären; gefallen; passen; zur Welt bringen
corrumperen bestechen; korrumpieren entarten; entstellen; korrumpieren
lokken bestechen; betören; bezaubern; heranlocken; herauslocken; ködern; mitlocken; verführen; verleiten; verlocken heranlocken; herauslocken; ködern; mitlocken
meelokken bestechen; betören; bezaubern; heranlocken; herauslocken; ködern; mitlocken; verführen; verleiten; verlocken
omkopen bestechen; korrumpieren
verleiden bestechen; betören; bezaubern; heranlocken; herauslocken; ködern; mitlocken; verführen; verleiten; verlocken Gunst erlangen; Gunst erwerben
verlokken bestechen; betören; bezaubern; heranlocken; herauslocken; ködern; mitlocken; verführen; verleiten; verlocken
voortlokken bestechen; betören; bezaubern; heranlocken; herauslocken; ködern; mitlocken; verführen; verleiten; verlocken
weglokken bestechen; betören; bezaubern; heranlocken; herauslocken; ködern; mitlocken; verführen; verleiten; verlocken
OtherRelated TranslationsOther Translations
verlokken verlocken

Synonyms for "bestechen":

  • brillieren; glänzen; herausragen; herausstechen; herausstehen; herausstrecken; hervorstehen; vorstehen

Wiktionary Translations for bestechen:

bestechen
verb
  1. eine Gabe an eine Amtsperson überlassen, um diese zur Verletzung ihrer Amtspflicht zu bewegen
bestechen
verb
  1. (iemand ~) met behulp van geschenken, geld e.d. overhalen om van zijn plicht, partij, overtuiging te verzakent
Cross Translation:
FromToVia
• bestechen → omkopen ↔ bribe — to give a bribe
• bestechen → vangen ↔ captivate — to attract and hold interest and attention of
• bestechen → omkopen; bederven; verbasteren ↔ corrompre — gâter, altérer, changer en mal.
• bestechen → omkopen ↔ soudoyer — (vieilli) entretenir des gens de guerre, leur payer une solde.
• bestechen → omkopen ↔ suborner — séduire, porter à faire une mauvaise action, une action contre le devoir.

External Machine Translations:






Your free, fast, and simple translation dictionary

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Page served in 0.0338 seconds
Page rendered in 1.0 seconds