German
Detailed Translations for birst from German to Dutch
bersten:
-
bersten (zerspringen; zerreißen; knistern; prasseln)
-
bersten (platzen; zerspringen)
-
bersten (aufspringen; platzen)
-
bersten (zerspringen; platzen; explodieren)
aan stukken springen-
aan stukken springen verb (spring aan stukken, springt aan stukken, sprong aan stukken, aan stukken gesprongen)
-
-
bersten (spleißen; streichen; durchschneiden; splissen; durchhauen; schlagen; spalten)
-
bersten (explodieren; springen; zerspringen)
ontploffen; uit elkaar spatten; springen; uit elkaar springen; ploffen-
uit elkaar springen verb (spring uit elkaar, springt uit elkaar, sprong uit elkaar, sprongen uit elkaar, uit elkaar gesprongen)
Conjugations for bersten:
Präsens
- berste
- birst
- birst
- bersten
- berstet
- bersten
Imperfekt
- barst
- barst
- barst
- barsten
- barstet
- barsten
Perfekt
- bin geborsten
- bist geborsten
- ist geborsten
- sind geborsten
- seid geborsten
- sind geborsten
1. Konjunktiv [1]
- berste
- berstest
- berste
- bersten
- berstet
- bersten
2. Konjunktiv
- bärste
- bärstest
- bärste
- bärsten
- bärstet
- bärsten
Futur 1
- werde bersten
- wirst bersten
- wird bersten
- werden bersten
- werdet bersten
- werden bersten
1. Konjunktiv [2]
- würde bersten
- würdest bersten
- würde bersten
- würden bersten
- würdet bersten
- würden bersten
Diverses
- berst!
- berstet!
- bersten Sie!
- geborsten
- berstend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie