Home ->Dictionaries ->German/Dutch ->Translate enthält

Translate enthält from German to Dutch

Summary
German to Dutch:   more detail...
  1. enthalten:
  2. Wiktionary:

German

Detailed Translations for enthält from German to Dutch

enthalten:

enthalten verb (enthalte, enthältest, enthält, enthielt, enthieltet, enthalten)

  1. enthalten (beinhalten)
    inhouden; bevatten
    • inhouden verb (houd in, houdt in, hield in, hielden in, ingehouden)
    • bevatten verb (bevat, bevatte, bevatten, bevat)
  2. enthalten (beinhalten; implizieren; lauten)
    inhouden; behelzen
    • inhouden verb (houd in, houdt in, hield in, hielden in, ingehouden)
    • behelzen verb (behels, behelst, behelsde, behelsden, behelsd)
  3. enthalten (erwähnen; absorbieren)
    onthouden; opnemen; opslaan
    • onthouden verb (onthoud, onthoudt, onthield, onthielden, onthouden)
    • opnemen verb (neem op, neemt op, nam op, namen op, opgenomen)
    • opslaan verb (sla op, slaat op, sloeg op, sloegen op, opgeslagen)
  4. enthalten (hinzufügen; einschließen; beifügen; )
    toevoegen; bijvoegen; insluiten; bijsluiten
    • toevoegen verb (voeg toe, voegt toe, voegde toe, voegden toe, toegevoegd)
    • bijvoegen verb (voeg bij, voegt bij, voegde bij, voegden bij, bijgevoegd)
    • insluiten verb (sluit in, sloot in, sloten in, ingesloten)
    • bijsluiten verb
  5. enthalten (sich enthalten; abschlagen)
    abstineren; onthouden; afwijzen; afwimpelen; bedanken; afslaan
    • abstineren verb (abstineer, abstineert, abstineerde, abstineerden, geabstineerd)
    • onthouden verb (onthoud, onthoudt, onthield, onthielden, onthouden)
    • afwijzen verb (wijs af, wijst af, wees af, wezen af, afgewezen)
    • afwimpelen verb (wimpel af, wimpelt af, wimpelde af, wimpelden af, afgewimpeld)
    • bedanken verb (bedank, bedankt, bedankte, bedankten, bedankt)
    • afslaan verb (sla af, slaat af, sloeg af, sloegen af, afgeslagen)
  6. enthalten (fasten; hungern)
    hongerstaken
    • hongerstaken verb (hongerstaak, hongerstaakt, hongerstaakte, hongerstaakten, gehongerstaakt)
  7. enthalten (einkapseln; umfassen; umziehen; )
    omtrekken
    • omtrekken verb (trek om, trekt om, trok om, trokken om, omgetrokken)
  8. enthalten (fasten)
    abstineren; vasten
    • abstineren verb (abstineer, abstineert, abstineerde, abstineerden, geabstineerd)
    • vasten verb (vast, vastte, vastten, gevast)

Conjugations for enthalten:

Präsens
  1. enthalte
  2. enthältest
  3. enthält
  4. enthalten
  5. enthaltet
  6. enthalten
Imperfekt
  1. enthielt
  2. enthieltest
  3. enthielt
  4. enthielten
  5. enthieltet
  6. enthielten
Perfekt
  1. habe enthalten
  2. hast enthalten
  3. hat enthalten
  4. haben enthalten
  5. habt enthalten
  6. haben enthalten
1. Konjunktiv [1]
  1. enthalte
  2. enthaltest
  3. enthalte
  4. enthalten
  5. enthaltet
  6. enthalten
2. Konjunktiv
  1. enthielte
  2. enthieltest
  3. enthielte
  4. enthielten
  5. enthieltet
  6. enthielten
Futur 1
  1. werde enthalten
  2. wirst enthalten
  3. wird enthalten
  4. werden enthalten
  5. werdet enthalten
  6. werden enthalten
1. Konjunktiv [2]
  1. würde enthalten
  2. würdest enthalten
  3. würde enthalten
  4. würden enthalten
  5. würdet enthalten
  6. würden enthalten
Diverses
  1. enthalte
  2. enthaltet!
  3. enthalten Sie!
  5. enthalten
  6. enthaltend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Translation Matrix for enthalten:

NounRelated TranslationsOther Translations
afslaan Abschlagen; Abweisen; Zurückweisen
afwijzen Abschlagen; Abweisen; Zurückweisen
afwimpelen Ablehnung; Abwimmeln
behelzen Beinhalten
bijvoegen Aneinanderreihen; Anfügen
inhouden Beinhalten
onthouden Enthaltsamkeit; Enthaltung; Verzicht
opnemen Absorbieren; Annehmen; Aufnehmen; Aufschlürfen; Tapen
toevoegen Aneinanderreihen; Anfügen
vasten Enthaltsamkeit; Enthaltung; Verzicht
VerbRelated TranslationsOther Translations
abstineren abschlagen; enthalten; fasten; sich enthalten
afslaan abschlagen; enthalten; sich enthalten
afwijzen abschlagen; enthalten; sich enthalten ablehnen; abschlagen; abstoßen; abweisen; ausschlagen; verweigern; verwerfen; zurückweisen
afwimpelen abschlagen; enthalten; sich enthalten abschieben; abweisen
bedanken abschlagen; enthalten; sich enthalten abbestellen; ablehnen; absagen; abschlagen; ausschlagen; danken; sichbedanken; verdanken; zurückweisen
behelzen beinhalten; enthalten; implizieren; lauten
bevatten beinhalten; enthalten
bijsluiten anfügen; beifügen; beilegen; beschränken; bestreichen; blockieren; eindeichen; eindämmen; einhegen; einkapseln; einkreisen; einpferchen; einschließen; einschränken; einsperren; einsäumen; enthalten; erfassen; hinzufügen; schließen; umfassen; umschließen; umziehen; verkapseln anfügen; beifügen; beigeben; beilegen; beimischen; beisetzen; hineintun; hinzufügen; hinzulegen; hinzumengen; hinzumischen; zufügen; zugeben; zulegen
bijvoegen anfügen; beifügen; beilegen; beschränken; bestreichen; blockieren; eindeichen; eindämmen; einhegen; einkapseln; einkreisen; einpferchen; einschließen; einschränken; einsperren; einsäumen; enthalten; erfassen; hinzufügen; schließen; umfassen; umschließen; umziehen; verkapseln anfügen; anschließen; beifügen; beigeben; beilegen; beimischen; beisetzen; hineintun; hinzufügen; hinzulegen; hinzumengen; hinzumischen; zufügen; zugeben; zulegen
hongerstaken enthalten; fasten; hungern
inhouden beinhalten; enthalten; implizieren; lauten Ruhig bleiben; abhalten; abziehen; bedeuten; behalten; beherrschen; in Minderung bringen; stehenbleiben
insluiten anfügen; beifügen; beilegen; beschränken; bestreichen; blockieren; eindeichen; eindämmen; einhegen; einkapseln; einkreisen; einpferchen; einschließen; einschränken; einsperren; einsäumen; enthalten; erfassen; hinzufügen; schließen; umfassen; umschließen; umziehen; verkapseln einbetten; einhegen; einkreisen; einpferchen; einrahmen; einschließen; einsäumen; umfassen; umringen; umschließen
omtrekken einkapseln; einkreisen; enthalten; erfassen; umfassen; umschließen; umziehen
onthouden abschlagen; absorbieren; enthalten; erwähnen; sich enthalten bedenken; einfallen; erinnern; ermahnen; gedenken; jemanden an etwas erinnern; mahnen; nicht vergessen
opnemen absorbieren; enthalten; erwähnen abfangen; absorbieren; ainnehmen; annehmen; aufnehmen; aufsaugen; aufzeichnen; ausschlürfen; einsprechen
opslaan absorbieren; enthalten; erwähnen ablegen; archivieren; aufbewahren; aufheben; bergen; bewahren; deponieren; lagern; speichern
toevoegen anfügen; beifügen; beilegen; beschränken; bestreichen; blockieren; eindeichen; eindämmen; einhegen; einkapseln; einkreisen; einpferchen; einschließen; einschränken; einsperren; einsäumen; enthalten; erfassen; hinzufügen; schließen; umfassen; umschließen; umziehen; verkapseln anfügen; beifügen; beigeben; beilegen; beimischen; beisetzen; hineintun; hinzufügen; hinzulegen; hinzumengen; hinzumischen; hinzuzählen; komplettieren; mitrechnen; mitzählen; vervollständigen; zufügen; zugeben; zulegen
vasten enthalten; fasten

Synonyms for "enthalten":


Wiktionary Translations for enthalten:

enthalten
verb
  1. omvatten, in zich sluiten
  2. bevatten
Cross Translation:
FromToVia
• enthalten → omvatten ↔ compose — to comprise
• enthalten → bevatten; inhouden ↔ contain — To hold inside
• enthalten → inlijven; inbouwen ↔ incorporate — include as a part or ingredient
• enthalten → bevatten; houden; inhouden; vervatten; behelzen ↔ renfermer — enfermer de nouveau.

External Machine Translations:






Your free, fast, and simple translation dictionary

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Page served in 0.0525 seconds
Page rendered in 1.0 seconds