Translate expandieren from German to Dutch

Remove Ads

Summary

German to Dutch: more detail...

expandieren:
- uitbreiden; expanderen; verruimen; vermeerderen; verwijden; uitbouwen; verbreiden; uitdijen; openen
Wiktionary:
- expandieren → expanderen, uitzetten
- expandieren → vergroten, opentrekken, openzetten, uitbreiden

German

Detailed Translations for expandieren from German to Dutch

expandieren:

expandieren verb

expandieren (ausbreiten; vergrößern; erweitern; ausbauen; ausweiten; ausdehnen)
uitbreiden; expanderen; verruimen; vermeerderen; verwijden; uitbouwen; verbreiden; uitdijen; openen
- uitbreiden verb (breid uit, breidt uit, breidde uit, breidden uit, uitgebreid)
- expanderen verb
- verruimen verb (verruim, verruimt, verruimde, verruimden, verruimd)
- vermeerderen verb (vermeerder, vermeerdert, vermeerderde, vermeerderden, vermeerd)
- verwijden verb (verwijd, verwijdt, verwijdde, verwijdden, verwijd)
- uitbouwen verb (bouw uit, bouwt uit, bouwde uit, bouwden uit, uit gebouwd)
- verbreiden verb (verbreid, verbreidt, verbreidde, verbreidden, verbreid)
- uitdijen verb (dij uit, dijt uit, dijde uit, dijden uit, uitgedijd)
- openen verb (open, opent, opende, openden, geopend)

Translation Matrix for expandieren:

Noun	Related Translations	Other Translations
uitdijen		Anschwellung; Ausdehnung
Verb	Related Translations	Other Translations
expanderen	ausbauen; ausbreiten; ausdehnen; ausweiten; erweitern; expandieren; vergrößern
openen	ausbauen; ausbreiten; ausdehnen; ausweiten; erweitern; expandieren; vergrößern	Gespräch anknöpfen; Zur Sprache bringen; anschneiden; aufdrehen; aufmachen; aufschlagen; aufschließen; aufschrauben; aufwerfen; einführen; einleiten; entriegeln; freigeben; hereinführen; hinführen; losdrehen; losschrauben; veröffentlichen; vorstellen; öffnen
uitbouwen	ausbauen; ausbreiten; ausdehnen; ausweiten; erweitern; expandieren; vergrößern	anbauen; ausbauen; bauen; erbauen; errichten
uitbreiden	ausbauen; ausbreiten; ausdehnen; ausweiten; erweitern; expandieren; vergrößern	aufhäufeln; aufhäufen; aufstocken; ausbauen; ausbreiten; ausdehnen; ausweiten; ergänzen; erhöhen; erweitern; steigern; verbreiten; vergrößern; vermehren; zunehmen
uitdijen	ausbauen; ausbreiten; ausdehnen; ausweiten; erweitern; expandieren; vergrößern	anschwellen; ausdehnen; schwellen
verbreiden	ausbauen; ausbreiten; ausdehnen; ausweiten; erweitern; expandieren; vergrößern	ausreiben; ausstreichen; ausstreuen; aussäen; streuen; verbreiten; verteilen
vermeerderen	ausbauen; ausbreiten; ausdehnen; ausweiten; erweitern; expandieren; vergrößern	anschwellen; ansteigen; aufhäufeln; aufhäufen; aufstocken; ausbauen; ausbreiten; ausdehnen; ausweiten; ergänzen; erhöhen; erweitern; steigern; verbreiten; vergrößern; vermehren; zunehmen
verruimen	ausbauen; ausbreiten; ausdehnen; ausweiten; erweitern; expandieren; vergrößern
verwijden	ausbauen; ausbreiten; ausdehnen; ausweiten; erweitern; expandieren; vergrößern	ausbreiten; ausweiten; dehnen; erweitern; verbreitern

Synonyms for "expandieren":

aufweiten; ausdehnen; ausleiern; ausweiten; breiter machen; dehnen; erweitern; extendieren; spreizen; vergrößern; weiten

Wiktionary Translations for expandieren:

expandieren

verb

in volume toenemen
- expanderen; uitzetten → expandieren; sich ausdehnen

Cross Translation:

From	To	Via
• expandieren	→ vergroten; opentrekken; openzetten; uitbreiden	↔ expand — (transitive) to change from a smaller form/size to a larger one

External Machine Translations:

Remove Ads

Translate expandieren from German to Dutch

Detailed Translations for expandieren from German to Dutch

expandieren:

expandieren verb

expandieren (ausbreiten; vergrößern; erweitern; ausbauen; ausweiten; ausdehnen)

Translation Matrix for expandieren:

Synonyms for "expandieren":

Wiktionary Translations for expandieren: