Summary
German to Dutch: more detail...
- knoten:
-
Wiktionary:
- knoten → knopen
- knoten → dichtknopen, aaneenknopen, knopen, aanknopen, aansluiten, binden, vastbinden, vastmaken, verbinden
German
Detailed Translations for knoten from German to Dutch
knoten:
-
knoten (verknoten; verbinden; anknöpfen; festknöpfen; festknüpfen)
verbinden; knopen; bevestigen; aan elkaar knopen-
aan elkaar knopen verb (knoop aan elkaar, knoopt aan elkaar, knoopte aan elkaar, knoopten aan elkaar, aan elkaar geknoopt)
Translation Matrix for knoten:
Synonyms for "knoten":
Wiktionary Translations for knoten:
knoten
Cross Translation:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• knoten | → dichtknopen; aaneenknopen; knopen | ↔ knot — form into a knot; tie with knot(s) |
• knoten | → knopen; aanknopen; aansluiten; binden; vastbinden; vastmaken; verbinden | ↔ nouer — lier au moyen d’un nœud, d'un lien. |