Translate verhärten from German to Dutch

Summary

German to Dutch: more detail...

German

Detailed Translations for verhärten from German to Dutch

verhärten (härten; stählen; abhärten; hartmachen)
harden; stalen; uitharden
- harden verb (hard, hardt, hardde, hardden, gehard)
- stalen verb (staal, staalt, staalde, staalden, gestaald)
- uitharden verb (hard uit, hardt uit, hardde uit, hardden uit, uitgehard)
verhärten (erstarren; erfrieren; erhärten; versteifen; erlahmen; verstocken; eindicken; stillstehen; versteinern; steif werden)
verstijven; verstarren; verstenen
- verstijven verb (verstijf, verstijft, verstijfde, verstijfden, verstijfd)
- verstarren verb (verstar, verstart, verstarde, verstarden, verstard)
- verstenen verb (versteen, versteent, versteende, versteenden, versteend)

1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Noun	Related Translations	Other Translations
harden		Abhärten
stalen		Abhärten
Verb	Related Translations	Other Translations
harden	abhärten; hartmachen; härten; stählen; verhärten	ausbilden; ausgestreckt halten; aushalten; ausharren; bilden; durchhalten; einstudieren; einüben; entwickeln; ertragen; heranbilden; proben; repetieren; tragen; trainieren; üben
stalen	abhärten; hartmachen; härten; stählen; verhärten
uitharden	abhärten; hartmachen; härten; stählen; verhärten
verstarren	eindicken; erfrieren; erhärten; erlahmen; erstarren; steif werden; stillstehen; verhärten; versteifen; versteinern; verstocken
verstenen	eindicken; erfrieren; erhärten; erlahmen; erstarren; steif werden; stillstehen; verhärten; versteifen; versteinern; verstocken	versteinern; zu Stein werden
verstijven	eindicken; erfrieren; erhärten; erlahmen; erstarren; steif werden; stillstehen; verhärten; versteifen; versteinern; verstocken	schaudern; vor Angst schlottern