Summary
English
Detailed Translations for in short supply from English to Dutch
in short supply: (*Using Word and Sentence Splitter)
- in: te; in; bij; erbij; erop; aan; ten; ten tijde van; tussenbeide
- short: klein; ondermaats; van geringe afmeting; kortaf; nors; bruusk; onzacht; eindig; vergankelijk; voorbijgaand
- supply: leveren; brengen; bezorgen; aanleveren; overhandigen; afleveren; toeleveren; maatregel; voorziening; schikking; levering; zending; aflevering; uitlevering; leverantie; aanvoer; toevoer; verstrekken; verschaffen; bestellen; rondbrengen; thuisbezorgen; afgifte; geleverde; bezorging; bevoorraden; zenden; versturen; toevoeren; toedragen