English
Detailed Translations for set a trap from English to Dutch
set a trap: (*Using Word and Sentence Splitter)
- set: plaatsen; zetten; leggen; neerleggen; neerzetten; deponeren; stationeren; set; strakgespannen; bepaalde hoeveelheid; wedstrijd; partij; pot; strijd; concours; koppel; stel; span; inklinken; groep van twee of meer; ondergaan; strak; situeren; zinken; star; zich afspelen; verstard; onder water gaan; groep; hoop; troep; bende; initiëren; op gang brengen; accumulatie; samenscholing; synchroniseren; gelijkzetten; manche; onderonsje; kliek; stremmen; stijf worden; benoemde set
- A: A; EVERYONE
- a: een; eentje
- trap: valkuil; val; valstrik; hinderlaag; pakken; vangen; grijpen; vatten; klauwen; verstrikken; karretje; wagentje; snuit; smoel; snoet; bakkes; tronie; porum; smoelwerk; ponum; trap; overlappen
Wiktionary Translations for set a trap:
Related Translations for set a trap
Dutch