Summary
English to Dutch: more detail...
-
pushchair:
-
Wiktionary:
pushchair → kinderwagen -
Synonyms for "pushchair":
baby buggy; baby carriage; carriage; perambulator; pram; stroller; go-cart; pusher; wheeled vehicle
-
Wiktionary:
English
Detailed Translations for pushchair from English to Dutch
pushchair: (*Using Word and Sentence Splitter)
- push: schuiven; voortschuiven; duwen; dringen; zet; stoot; duw; por; stootje; duwtje; helpen; verkopen; promoten; verhandelen; avanceren; verschuiven; voor zich uitschuiven; schuivend verplaatsen; knopje; aanduwen; rammen; stompen; hengsten
- chair: stoel; gestoelte; crapaud; leerstoel; zetel; zitplaats; voorzitter
pushchair:
Translation Matrix for pushchair:
Noun | Related Translations | Other Translations |
- | baby buggy; baby carriage; carriage; go-cart; perambulator; pram; pusher; stroller |
Synonyms for "pushchair":
Related Definitions for "pushchair":
Wiktionary Translations for pushchair:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• pushchair | → kinderwagen | ↔ poussette — Petite voiture que l’on pousse |