English
Detailed Translations for tornapple from English to Dutch
tornapple: (*Using Word and Sentence Splitter)
- torn: gescheurd; stuk; kapot; beschadigd; gebarsten; verscheurd; gebroken; naar de knoppen; aan stukken; failliet; bankroet; geruineerd
- apple: appel; appels; handappel; appel vrucht; moesappel
- tear: scheuren; inscheuren; scheur; torn; huilen; tranen; tranen afscheiden; benadrukken; accentueren; verscheuren; kapot scheuren; winkelhaak in kleding; traan; openscheuren; openrijten; rijten; losscheuren
Spelling Suggestions for: tornapple
Wiktionary Translations for tornapple:
External Machine Translations: