English
Detailed Translations for change places from English to Dutch
change places: (*Using Word and Sentence Splitter)
- change: veranderen; wijzigen; afwisselen; herzien; verwisselen; verandering; mutatie; wijziging; modificatie; ombuiging; ommekeer; kentering; ommezwaai; verkleden; omkleden; andere kleren aantrekken; wisselgeld; kleingeld; ruilen; wisselen; omruilen; omwisselen; inwisselen; verruilen; hervorming; omschakeling; transformatie; omkeer; modificeren; amenderen; omwerken; overstappen; overstap; wisseling; uitwisseling; omruiling; ruiling; ruiltransactie; keer; wending; keerpunt; verwisseling; omwisseling; omruil; verruiling; ruil; inruil; richtingsverandering; ombuigen; verbuigen; krom buigen; overdoen; hernieuwen; opnieuw doen; herziening; amendement; overplaatsing; amendering
- place: plaatsen; zetten; leggen; neerleggen; neerzetten; deponeren; stationeren; plek; locatie; plaats; gebied; regio; streek; gewest; oord; gouw; landstreek; aanbrengen; aanleggen; installeren; monteren en aansluiten; onderbrengen; huisvesten; herbergen; onderdak geven; onderdak verschaffen; iemand onderdak verlenen; bijzetten; situeren; zich afspelen; wegleggen; hoek; stekkie; navigatieplaats
Wiktionary Translations for change places:
change places
verb
-
het één vervangen door het ander