Summary
English to Dutch: more detail...
-
tradesman:
-
Wiktionary:
tradesman → koopman, zakenman, handelaar -
Synonyms for "tradesman":
shopkeeper; storekeeper; market keeper; merchant; merchandiser
-
Wiktionary:
English
Detailed Translations for tradesman from English to Dutch
tradesman: (*Using Word and Sentence Splitter)
- trades: passaten
- man: man; gast; kerel; vent; gozer; knul; knakker; manspersoon; persoon; iemand; mens; wezen; individu; mensenkind; bemannen; goser; schijf; butler; kamerbediende; damschijf; kamerdienaar; herenknecht
- trade: handel; commercie; handelen; handel drijven; koophandel; handelsverkeer; negotie; ruilen; wisselen; uitwisselen; verwisselen; omruilen; omwisselen; inwisselen; verruilen; waar; koopwaar; handelswaar; klandizie; nering; verbeteren; herstellen; vernieuwen; renoveren; hernieuwen; metier
Spelling Suggestions for: tradesman
tradesman:
Translation Matrix for tradesman:
| Noun | Related Translations | Other Translations |
| - | market keeper; shopkeeper; storekeeper | |
| Other | Related Translations | Other Translations |
| - | industrialist; shopkeeper |
Synonyms for "tradesman":
Related Definitions for "tradesman":
Wiktionary Translations for tradesman:
Cross Translation:
| From | To | Via |
|---|---|---|
| • tradesman | → koopman; zakenman; handelaar | ↔ commerçant — personne qui gagner sa vie faire du commerce. |
External Machine Translations:
Dutch