Summary
English to Dutch: more detail...
-
lifeguard:
-
Wiktionary:
lifeguard → badmeester
lifeguard → badmeester, redder -
Synonyms for "lifeguard":
lifesaver; attendant; attender; tender
-
Wiktionary:
English
Detailed Translations for lifeguard from English to Dutch
lifeguard: (*Using Word and Sentence Splitter)
- life: zijn; bestaan; leven; existentie; levensduur; duurzaamheid; bestendigheid; leventje; levensproces
- guard: begeleiding; vergezellen; escorte; wacht; portier; bewaker; suppoost; garde; bewaken; toezien op; vrijwaren; behouden; behoeden; waken; waken over; wachter; persoon die op wacht staat; beschermen; verdedigen; beschutten; in bescherming nemen; opletten; hoeden voor; wakker; die wakker is; schildwacht; beveiligen; van alarm voorzien; hoeden; bescherming bieden; deurwachter; cipier; gevangenbewaarder; beveiliging; waker; op wacht staan; baanschuiver; wakker persoon
Spelling Suggestions for: lifeguard
lifeguard:
Translation Matrix for lifeguard:
Noun | Related Translations | Other Translations |
- | lifesaver |
Synonyms for "lifeguard":
Related Definitions for "lifeguard":
Wiktionary Translations for lifeguard:
lifeguard
Cross Translation:
noun
-
beroep|nld iemand die toezicht houdt bij zwembaden
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• lifeguard | → badmeester | ↔ maître baigneur — Homme qui s’occupe de la sécurité des baigneurs d’une piscine, d’une plage, etc. |
• lifeguard | → badmeester | ↔ maître-nageur — Homme s’occupant de la sécurité des baigneurs d’une piscine ou d’une plage. |
• lifeguard | → redder | ↔ sauveteur — Celui qui prendre part à un sauvetage. |
External Machine Translations: