English
Detailed Translations for airstrike from English to Dutch
airstrike: (*Using Word and Sentence Splitter)
- air: afreageren; luchten; ether; wijs; luchtruim; deun
- strike: opvallen; raken; treffen; ontroeren; beroeren; poetsen; wrijven; oppoetsen; opblinken; opwrijven; staking; werkstaking; slaan; een klap geven; aanboren; grijpen; toeslaan; frapperen; werkonderbreking; gestaak; staken; in staking gaan; aansteken; ontsteken; vuur maken; doen branden; werkonderbreken; het werk neerleggen als protest; in staking zijn
Wiktionary Translations for airstrike:
airstrike
noun
-
een aanval vanuit de lucht op een grondpositie