Summary
English to Dutch: more detail...
-
get out of a car:
-
Wiktionary:
get out of a car → klimmen, naar boven gaan, rijzen, stijgen, bestijgen, afdalen, naar beneden gaan, zinken, uitstappen, uitgaan, uitkomen, uitlopen, uitstijgen, uittreden
-
Wiktionary:
English
Detailed Translations for get out of a car from English to Dutch
get out of a car: (*Using Word and Sentence Splitter)
- get: halen; pakken; opdoen; oplopen; onverlangd krijgen; binnenhalen; binnenbrengen; begrijpen; inzien; snappen; met het verstand vatten; opdonderen; ophoepelen; opkrassen; inrukken; oplazeren
- out: over; uit; klaar; afgelopen; voorbij; af; gereed; voltooid; geëindigd; afgedaan; van; vanuit; vanaf nu; vanaf deze plaats; eruit; weg; ertussenuit; er op uit; er uit; daaruit; op stap
- of: van; van de zijde van
- A: EVERYONE; A
- a: een; eentje
- car: auto; wagen; kar; vehikel; voertuig; rijtuig; karretje; wagentje
Wiktionary Translations for get out of a car:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• get out of a car | → klimmen; naar boven gaan; rijzen; stijgen; bestijgen; afdalen; naar beneden gaan; zinken; uitstappen; uitgaan; uitkomen; uitlopen; uitstijgen; uittreden | ↔ descendre — Traductions à trier suivant le sens. |
External Machine Translations: