Summary
English to Dutch: more detail...
- loop:
- Wiktionary:
Dutch to English: more detail...
- loop:
- lopen:
- Wiktionary:
English
Detailed Translations for loop from English to Dutch
loop:
-
the loop (slip knot; tag; looping; coil; kink; twist; joint; twisting; torsion; spiral)
– anything with a round or oval shape (formed by a curve that is closed and does not intersect itself) 1 -
the loop
– A series of computer instructions that is repeated a fixed number of times or until a terminating condition is reached. 2
-
loop
– To execute a group of statements repeatedly. 2 -
loop
– To repeat a stream continuously. 2
Translation Matrix for loop:
Related Words for "loop":
Synonyms for "loop":
Antonyms for "loop":
Related Definitions for "loop":
Related Translations for loop
Dutch
Detailed Translations for loop from Dutch to English
loop:
-
de loop (hardloopwedstrijd)
-
de loop (geweerlade)
Translation Matrix for loop:
Noun | Related Translations | Other Translations |
barrel | geweerlade; loop | bak; barrel; emmer; fust; kuip; pot; teil; tobbe; ton; vat; waskuip |
gun barrel | geweerlade; loop | |
marathon | hardloopwedstrijd; loop | |
race | hardloopwedstrijd; loop | hardloperij; race; stam; volksstam; wedloop; wedloop van hardlopers; wedren |
run | hardloopwedstrijd; loop | aanval; attaque; bestorming; ladder; ladder in kous; offensief; run; runs; stormaanval; stormloop; stormlopen |
sprints | hardloopwedstrijd; loop | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
race | draven; hard rennen; hardlopen; hardrijden; hollen; motorracen; pezen; racen; rennen; sjezen; snel gaan; sprinten | |
run | administreren; beheren; besturen; draven; gaan; gulpen; gutsen; hard rennen; hardlopen; hollen; in elkaar overlopen; in stralen lopen; in stromen neerstorten; ladderen; lopen; pezen; racen; rennen; sprinten; stromen; vervagen; vervloeien; vloeien; zich begeven |
Related Words for "loop":
lopen:
Conjugations for lopen:
o.t.t.
- loop
- loopt
- loopt
- lopen
- lopen
- lopen
o.v.t.
- liep
- liep
- liep
- liepen
- liepen
- liepen
v.t.t.
- heb gelopen
- hebt gelopen
- heeft gelopen
- hebben gelopen
- hebben gelopen
- hebben gelopen
v.v.t.
- had gelopen
- had gelopen
- had gelopen
- hadden gelopen
- hadden gelopen
- hadden gelopen
o.t.t.t.
- zal lopen
- zult lopen
- zal lopen
- zullen lopen
- zullen lopen
- zullen lopen
o.v.t.t.
- zou lopen
- zou lopen
- zou lopen
- zouden lopen
- zouden lopen
- zouden lopen
en verder
- ben gelopen
- bent gelopen
- is gelopen
- zijn gelopen
- zijn gelopen
- zijn gelopen
diversen
- loop!
- loopt!
- gelopen
- lopend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
het lopen (geloop)
Translation Matrix for lopen:
Related Words for "lopen":
Synonyms for "lopen":
Related Definitions for "lopen":
Wiktionary Translations for lopen:
lopen
lopen
Cross Translation:
verb
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• lopen | → walk; go | ↔ gehen — sich schreitend, schrittweise fortbewegen |
• lopen | → work; operable | ↔ gehen — funktionieren / funktionsfähig sein |
• lopen | → sell | ↔ gehen — viel gekauft werden |
• lopen | → walk | ↔ laufen — von Menschen: (zu Fuß) gehen |
• lopen | → travel | ↔ wandern — einen längeren Weg in der Natur zu Fuß zurücklegen |
• lopen | → fare; ride; travel; drive; wend | ↔ aller — se déplacer jusqu'à un endroit. |
• lopen | → flood; flow; run; stream | ↔ couler — Traductions à trier suivant le sens |
• lopen | → walk; march; ambulate; step; follow; run; work | ↔ marcher — Se déplacer par un mouvement alternatif des jambes ou des pattes, en ayant toujours un appui au sol. |