English
Detailed Translations for drive apart from English to Dutch
drive apart: (*Using Word and Sentence Splitter)
- drive: rijden; karren; motor; aandrijving; autorijden; opwekken; stimuleren; aansporen; prikkelen; aandrijven; opkrikken; sturen; reis; zenden; gang; tocht; uitstapje; rit; excursie; toer; tournee; dagreis; aan het stuur zitten; oprit; oprijlaan; inrit; kracht; energie; daadkracht; werklust; momentum; fut; puf; esprit; heien; uitje; trip; tochtje; toertje; dynamiek; voortstuwing; stuwkracht; drift; instinct; aandrift; stimulans; prikkel; impuls; opzwepen; mennen; een paard mennen; sterk prikkelen; aanzetten; berijden; klopjacht; drijfjacht; heenrit; station; rijtoer; rijtochtje; schijfstation; diskettestation
- apart: apart; gescheiden; separaat; los van elkaar; afzonderlijk; vrijstaand; alleenstaand; op zich; losstaand; op zichzelf staand; uit elkaar; uiteen; van elkaar; uitelkaar; vaneen; van elkander; uit elkander; opgeheven; ontbonden; uiteengevallen; uiteengegaan
Wiktionary Translations for drive apart:
drive apart
verb
-
een enkele kudde of menigte in meerdere delen opdelen door een drijvende beweging te maken