Summary
English to Dutch: more detail...
- head:
-
Wiktionary:
- head → ergens naar toe gaan, een richting op gaan, aanvoeren, leiden, afkomen
- head → krop, kop, schuim, hoofdmeester, chef, cheffin, leidster, leider, baas, bazin, hoofd
- head → hoofdje, korfje, bestuurder, hoofd, chef, leider, de weg wijzen, leiden, geleiden, rondleiden, voorafgaan, voorgaan, voorlopen, vooropgaan, voor zijn, stemmen, regelen, reglementeren, reguleren, vereffenen, inrichten, ruimen, opruimen, schikken, terechtbrengen, kop, krop
English
Detailed Translations for head from English to Dutch
head:
Conjugations for head:
present
- head
- head
- heads
- head
- head
- head
simple past
- headed
- headed
- headed
- headed
- headed
- headed
present perfect
- have headed
- have headed
- has headed
- have headed
- have headed
- have headed
past continuous
- was heading
- were heading
- was heading
- were heading
- were heading
- were heading
future
- shall head
- will head
- will head
- shall head
- will head
- will head
continuous present
- am heading
- are heading
- is heading
- are heading
- are heading
- are heading
subjunctive
- be headed
- be headed
- be headed
- be headed
- be headed
- be headed
diverse
- head!
- let's head!
- headed
- heading
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they
Translation Matrix for head:
Related Words for "head":
Synonyms for "head":
Antonyms for "head":
Related Definitions for "head":
Wiktionary Translations for head:
head
Cross Translation:
verb
head
-
(intransitive) move in a specified direction
-
(transitive) be in command of
verb
noun
-
de baas, iemand die de leiding heeft
-
een belangrijk lichaamsdeel, helemaal bovenaan het lichaam, waarin zich de hersenen en de meeste zintuigen bevinden
-
iemand die gezag heeft over anderen
-
hoofd van een dier
-
hoofd van een mens
-
opstapeling van bladeren
Cross Translation:
External Machine Translations: