Home ->Dictionaries ->English/Dutch ->Search: incompetence

English and Dutch Translation Search Results for incompetence

Summary

English to Dutch: more detail...

incompetence:
- onbekwaamheid; incompetentie; ongeschiktheid; onbevoegdheid; ondeskundigheid
Wiktionary:
- incompetence → incompetentie, onbekwaamheid

English

Detailed Translations for incompetence from English to Dutch

incompetence:

incompetence [the ~] noun

the incompetence (incapacity; incapability)
de onbekwaamheid; de incompetentie; de ongeschiktheid
- onbekwaamheid [de ~ (v)] noun
- incompetentie [de ~ (v)] noun
- ongeschiktheid [de ~ (v)] noun
the incompetence (incapability)
de onbevoegdheid
- onbevoegdheid [de ~ (v)] noun
the incompetence (incapability)
de ondeskundigheid
- ondeskundigheid [de ~ (v)] noun

Translation Matrix for incompetence:

Noun	Related Translations	Other Translations
incompetentie	incapability; incapacity; incompetence
onbekwaamheid	incapability; incapacity; incompetence
onbevoegdheid	incapability; incompetence
ondeskundigheid	incapability; incompetence
ongeschiktheid	incapability; incapacity; incompetence
-	incompetency

Related Words for "incompetence":

competence

Synonyms for "incompetence":

incompetency; inability; unfitness
disease

Antonyms for "incompetence":

competence

Related Definitions for "incompetence":

lack of physical or intellectual ability or qualifications¹
inability of a part or organ to function properly¹

Wiktionary Translations for incompetence:

incompetence

noun

inability to perform
- incompetence → incompetentie

incompetence

noun

de hoedanigheid van iemand die niet in staat is om taken of functies naar behoren uit te voeren
- onbekwaamheid → incompetence

¹WordNet 3.0 Copyright 2006 by Princeton University