Summary
English to Dutch: more detail...
-
companion animal:
-
Wiktionary:
companion animal → gezelschapsdier
-
Wiktionary:
English
Detailed Translations for companion animal from English to Dutch
companion animal: (*Using Word and Sentence Splitter)
- companion: compagnon; kornuit; spitsbroeder; vriend; vriendje; maatje; kameraad; pal; makker; gabber; kompaan; kameraadje; gids; informatieboek; man; partner; echtgenoot; levenspartner; levensgezel; eega; maat; gezel; begeleidster; gezellin; metgezel
- animal: dier; beest
Wiktionary Translations for companion animal:
companion animal
noun
-
pet
- companion animal → gezelschapsdier