Summary
English to Dutch: more detail...
- sole:
-
Wiktionary:
- sole → enig, alleenstaand, ongetrouwd, uitsluitend
- sole → zool, voetzool, schoenzool, tong, zeetong
- sole → zolen
- sole → tong, zool, zolen, schar, eenvoudig, enkelvoudig, simpel, helder, louter, schoon, proper, puur, rein, zindelijk, zuiver, bloot, enkel, absoluut, onvermengd, onvoorwaardelijk, volstrekt, schoenzool, alleen, enig, verlaten, zeetong
English
Detailed Translations for sole from English to Dutch
sole:
-
sole (unique; once only; once in a life time)
-
sole (solitary)
-
sole (unique; separate; exquisite; special; exclusive; incomparable; inimitable; unparalleled; on its own; isolated; the one and only; once in a life time; one and only)
uniek; bijzonder; onvergelijkbaar; enig in zijn soort; apart; enig; onvergelijkelijk-
uniek adj
-
bijzonder adj
-
onvergelijkbaar adj
-
apart adj
-
enig adj
-
onvergelijkelijk adj
-
-
the sole (lemon sole; lemon dab)
-
the sole
-
the sole
-
the sole
de schoenzool
Translation Matrix for sole:
Related Words for "sole":
Synonyms for "sole":
Related Definitions for "sole":
Wiktionary Translations for sole:
sole
Cross Translation:
adjective
sole
-
only
- sole → enig
-
unmarried; widowed
- sole → alleenstaand; ongetrouwd
-
bottom of the foot
-
bottom of a shoe or boot
- sole → zool; schoenzool
-
fish
-
put a sole on (a shoe or boot)
- sole → zolen
adjective
-
geen ruimte voor andere mogelijkheden latend
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• sole | → tong | ↔ Seezunge — Ichthyologie: ein bis 60 cm langer und bis 4 kg schwerer Plattfisch der Nordsee und des Mittelmeeres |
• sole | → zool | ↔ Sohle — unterer, die Fußsohle bedeckender Teil von Schuhen und Strumpf |
• sole | → zool | ↔ Sohle — Fußsohle, Unterseite des Fußes |
• sole | → zolen | ↔ zolen — het aanbrengen van een zool onder een schoen |
• sole | → schar | ↔ limande — Une de certaines espèces de poissons osseux marins, poisson plat au corps ovale, comestibles. |
• sole | → eenvoudig; enkelvoudig; simpel; helder; louter; schoon; proper; puur; rein; zindelijk; zuiver; bloot; enkel; absoluut; onvermengd; onvoorwaardelijk; volstrekt | ↔ pur — Qui est sans mélange. |
• sole | → zool; schoenzool | ↔ semelle — dessous d’une chaussure |
• sole | → alleen; enig; louter; verlaten | ↔ seul — Qui est sans compagnie ; qui n’est point avec d’autres. |
• sole | → tong; zeetong | ↔ sole — zoologie|nocat=1 Une des espèces de poissons osseux marins de diverses familles, souvent des poisson plat (plats comme des sandales) et ovoïdes. |