English
Detailed Translations for visitant from English to Dutch
visitant: (*Using Word and Sentence Splitter)
- visit: aankomen; bezoeken; opzoeken; langskomen; inlopen; voorbijkomen; op bezoek komen; langsgaan; op visite gaan; iemand opzoeken; bezichtiging; bekijken; bezichtigen; aanschouwen; bezien; afspreken; treffen; elkaar zien; elkaar ontmoeten; lastigvallen; teisteren; verzamelen; samenkomen; bij elkaar komen
- ant: mier
visitant:
Translation Matrix for visitant:
Noun | Related Translations | Other Translations |
- | visitor |