English
Detailed Translations for ice-cold from English to Dutch
ice-cold: (*Using Word and Sentence Splitter)
- ice: ijs; bevroren water; ijsje; roomijs; consumptie-ijs; glazuren; verglazen; met glazuur bedekken; glaceren
- Cold: Cold
- cold: koud; koel; afstandelijk; verkoudheid; laag van temperatuur; koude; kou; kil; guur; afstandelijkheid; kilte; koelte; gereserveerdheid; koudheid; koelheid; verkouden; frisheid; koud en vochtig; cold