Summary
English to Dutch:   more detail...
  1. trousers:
  2. Wiktionary:


English

Detailed Translations for trousers from English to Dutch

trousers:

trousers [the ~] noun

  1. the trousers (pants; slacks)
    de broek
    – kledingstuk met twee pijpen dat om je benen en je billen zit 1
    • broek [de ~] noun
      • ze draagt een broek als het koud is1
    de lange broek; de pantalon
  2. the trousers (slacks)
    de broeken; de pantalons

Translation Matrix for trousers:

NounRelated TranslationsOther Translations
broek pants; slacks; trousers pant; trouser
broeken slacks; trousers
lange broek pants; slacks; trousers
pantalon pants; slacks; trousers
pantalons slacks; trousers

Wiktionary Translations for trousers:

trousers
noun
  1. een kledingstuk met twee afzonderlijke pijpen voor beide benen
  2. kleding|nld een lange broek

Cross Translation:
FromToVia
trousers broek; lange broek; pantalon pantalon — vête|fr long culotte qui descendre jusque sur le cou-de-pied.

Related Translations for trousers