English
Detailed Translations for fast train from English to Dutch
fast train: (*Using Word and Sentence Splitter)
- fast: snel; vlot; vlug; rap; vasten; abstineren; onthouden; vluchtig; haastig; kortstondig; terloops; plotseling; onverwacht; opeens; ineens; plots; onverwachts; abrupt; onverhoeds; plotsklaps; eensklaps
- train: ontwikkelen; opleiden; scholen; trainen; africhten; dresseren; dier africhten; harden; coachen; bekwamen; sleep; oefenen; repeteren; treinstel; leren; studeren; blokken; inlichten; voorlichten; onderrichten; karavaan; trein; onderwijzen; bijbrengen; doceren; spoortrein
Wiktionary Translations for fast train:
fast train
noun
-
spoorwegen|nld personentrein die niet bij kleine stations stopt en die daarmee een tussenvorm is van een stoptrein en een intercity